DE HUIDIGE INRICHTING VAN HET OMROEPBESTEL STAAT CENTRAAL" SONJA DE LEEUW: ii Bij het ter perse gaan van deze editie van FILM is de diskussie binnen de Raad voor de Kunst omtrent de adviesaanvraag door de minister van W.V.C, met betrekking tot het filmbeleid nog niet at- gesloten (zie FILM, no.1,1991, pag.13). Wij vroegen mevrouw Sonja de Leeuw, voorzitter van de afdeling Film van de Raad voor de Kunst, om een eerste reaktie op deze adviesaanvraag. Sonja de Leeuw: "Laat ik allereerst - om misverstanden te voorko men - stellen dat de briet van de minister beschouwd moet wor den als een eerste polsing, bedoeld om de diskussie op gang te brengen. De brief is mijns inziens met opzet vaag gesteld om ruimte te bieden aan het ontwikkelen van ideeën. Na het officiële advies van de Raad en reakties uit de sector zal de minister met een konkreter voorstel komen, waarover de Raad dan wederom advies zal uitbrengen. Pas daarna neemt de minis ter een beslissing en zullen de definitieve voorstellen opgenomen worden in het Kunstenplan, dat in 1993 in werking zal treden. Wat de huidige adviesaanvraag betreft kan in het algemeen ge zegd worden, dat de probleemstelling juist is, maar dat de oplos singen maarten dele bij de problemen aansluiten. Ik kan reeds in dit stadium van de diskussie zeggen, dat in het ad vies van de Raad aan de minister de huidige inrichting van het omroepbestel centraal zal staan. Eén van de kernproblemen in de filmsector is, dat er te weinig geld beschikbaar is om te produceren. Het resultaat is, dat de twee fondsen voor film geen 'vangnet' meer zijn, maar financiers. Voor een wezenlijke verandering van deze situatie zal het omroep bestel binnen het marktsysteem moeten komen. Alle andere op lossingen zijn lapmiddelen, die aan het eigenlijke probleem niets veranderen. De omroepen zitten nu in feite voor een dubbeltje op de eerste rang. Zij voelen zich absoluut niet verantwoordelijk voor de film sector. Aan de andere kant brengen ze wel graag films van Nederlandse makelij op het scherm, omdat gebleken is dat de in teresse van het publiek voor films, voor drama in de eigen taal groot is. Is het dan niet logisch, als de omroepen een substantiële financiële bijdrage aan deze produkties leveren? Omgekeerd kan de televisie ook een stimulans zijn voor het bio scoopbezoek. Meer kwaliteitsfilms op de televisie zou kunnen lei den tot hogere bezoekcijfers. Uit onderzoek is gebleken dat dit bij toneel zeker het geval is. De vertoning van een toneelstuk op tv brengt mensen op het idee eens een avondje naar de schouwburg te gaan. Als de omroepen daadwerkelijk zouden participeren in produkties, zou je erover kunnen denken de beschikbare subsidiegelden voor al te besteden aan de meer kwetsbare categorieën film, zoals de kunstzinnige film en de documentaire. Met alleen een financiële oplossing van de problemen ben je er natuurlijk niet. Terecht stelt de minister in haar brief dat ook de kwaliteit verbeterd moet worden. Zij stelt voor een filmstudio op te zetten, waar beginnende filmmakers onder deskundige leiding hun vakmanschap kunnen ontwikkelen. Uit de diskussie die de Raad voor de Kunst heeft gevoerd met producenten en regisseurs komt verdeeldheid naar voren over deze filmstudio-gedachte. Men staat er niet direkt afwijzend te genover, maar op dit ogenblik valt of staat alles nog te veel met de konkrete invulling van een aantal punten. Welke eisen moeten gesteld worden aan het artistiek leiderschap van de studio? Moet ook hierbij geen onderscheid gemaakt wor den naar de verschillende categorieën film? Wat wordt verstaan onder filmmakers? Zijn dat producenten, regisseurs én scenario schrijvers? Hoe lang moet de opleidingsfase zijn? Zijn met name kortere projecten geschikt om het vak te leren en moet voor lan gere projecten financiering van buitenaf worden gezocht? Is bin nen de studio een kombinatie van beide mogelijk? Dit is zo maar een greep uit de vragen die rijzen met betrekking tot de filmstudio. Als je voor een filmstudio kiest, zou mijns in ziens een groep van belanghebbenden deze - op zich zinvolle - ge dachte nader moeten uitwerken. Een ander punt is dat de Filmakademie bezig is met de voorberei ding van een 2e fase-opleiding, waarin studenten de mogelijkheid geboden wordt zich verder te bekwamen. Naar mijn mening is - gezien de beschikbare financiële middelen - én een filmstudio én een 2e fase-opleiding aan de Filmakademie niet erg zinvol. Aan de andere kant kan je stellen dat de 2e fase-opleiding niet zozeer ge richt is op de kwaliteitsverbetering van film in het bijzonder, maar de gehele audio-visuele sector beslaat. Het gebrek aan continuïteit - een belangrijk punt in de brief van de minister - in de produktie wordt algemeen onderkend, hoewel dit probleem voor de producent minder nijpend is dan voor de regis seur. Uit het evaluatie-onderzoek, verricht in opdracht van de Raad voor de Kunst, met betrekking tot de beide fondsen is gebleken, dat de fondsen binnen hun mogelijkheden redelijk goed gefunctioneerd hebben. Het verwijt dat het Filmfonds met name speelfilms onder steund heeft, blijkt ongegrond. Wel is er op een aantal punten ver betering mogelijk. Zo is om de continuïteit te waarborgen een strengere selectie door de fondsen noodzakelijk - nog meer dan nu het geval is - evenals het onderscheid naar track-record. Op deze wijze kan aan minder filmmakers meer mogelijkheden geboden worden. Ook de wette lijke bevoegdheden van de fondsen zullen uitgebreid moeten wor den. Over het voorstel van de minister de twee fondsen samen te voe gen bestaat verdeeldheid binnen de sector. Over het algemeen geeft men de voorkeur aan het laten voortbestaan van de beide fondsen gecombineerd met een filmstudio. Eén Produktiefonds zou zeker voordelen kunnen opleveren, maar je kunt je inderdaad afvragen of door samenvoeging de gesignal eerde problemen ook werkelijk opgelost worden. Zo zou bijvoor beeld bij één Produktiefonds ook weer een onderverdeling ge maakt moeten worden naar de verschillende categorieën film. Bovendien ben ik van mening dat een aantal verbeteringen ook mogelijk zijn binnen het bestaande systeem. Waarom zou je dan de filmwereld op z'n kop zetten? Om te kunnen produceren heb je, behalve geld, ook rust nodig!!" Annita Dekker 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 11