TWEEDE EDITIE VAN HET EUROPEAN CINEMA YEARBOOK VERSCHENEN nen, is beslist niet te wijten aan de NFC, die daarop al maanden aandringt. Het ziet er naar uit, dat het overleg nu binnenkort zal beginnen. (Bij een on verhoopt uitblijven daarvan zou het eerder aan ongesubsidieerde filmver huurders dan aan anderen zijn om zich tot de "economische rechter" te wen den; gezonde concurrentieverhoudin gen worden immers verstoord als sub sidiëring concurrentievervalsend werkt.) MEDIA SALLES EN EUROPA CINEMAS Dit onderwerp leek mij zo langzamer hand voldoende uitgediept. Een aantal van Campings opmerkingen in diens artikel "Media Salles versus Europa Cinemas. Onbegrip tussen vrienden van de Europese film", maken een re actie echter welhaast onontkoombaar. Campings artikel bevat overigens vol doende aanknopingspunten om de kans op een goede regeling niet illusoir te achten. Alvorens daarop in te gaan, kunnen enige uitspraken echter niet zonder commentaar worden gelaten. Met Camping ben ik het eens dat een 'Europa Cinema' in Madrid een goede mogelijkheid biedt om de kansen van films uit een land als Nederland in Spanje te testen, en ik denk dat een dergelijke bioscoop in Barcelona ook nuttig kan zijn. Ook heb ik geen be zwaar tegen één 'Europa Cinema' in onze enige echte key city, Amsterdam, als deze wordt gebruikt voor bijzon dere activiteiten, aldus de functie van 'salie vitrine' in de ware betekenis van het woord vervullend. Niet eens ben ik het met hem, dat er financiële lokmid delen nodig zijn om Europese films te vertonen in bioscopen waarin dat toch al gebeurt, hetgeen m.i. wel degelijk "een punt is waar het werkelijk om gaat". Zo ben ik van mening dat de door Camping genoemde, tot de wel varende onderneming van de heer Quilleri (voorzitter van Media Salles omdat dat project in Italië is geves tigd) behorende bioscoop te Milaan geen financiële ondersteuning behoeft (evenals ik dat vind voor de drie tot mijn onderneming behorende, eveneens aan de norm van CINEMA EUROPA voldoende bioscopen5). Uiteraard ben ik dan ook met Camping van mening dat het plan van MEDIA SALLES om bioscopen in kleinere ste den op overeenkomstige wijze te pre mieren, niet deugt, en ik heb dat ook duidelijk in de vergaderingen te ken nen gegeven. Wat de geringe betekenis van het door hem genoemde trailertje betreft, heb ik mijn mening daarover al gegeven in het artikel "De eerste wan kele schreden van Media Salles" (FILM, dec. '91). Wat genuanceerder dient m.i. de beoordeling te zijn van Media Salles' "Week van de Europese film". Deze actie is in sommige landen vrij wel onopgemerkt gebleven, maar is in andere (bijv. Zwitserland) een groot succes geweest. Het resultaat van een dergelijk initiatief hangt er van af, of de betreffende exploitanten in die week alleen een paar Europese films verto nen, of dat zij daar met aanvullende activiteiten een bijzondere gebeurtenis van maken. Na deze gedeeltelijke rechtzettingen volgt nu de veel belangrijkere reactie op de door Camping gestelde vraag, wat de inhoud zou kunnen zijn van de door mij bepleite "marketing voor de Europese film in het algemeen". Wanneer men de meelijwekkende situ atie van de filmproduktie in Europa echt wil verbeteren, dient men zich m.i. niet te beperken tot acties ten be hoeve van slechts voor een select pu bliek geschikte films. Waar het immers in Europa vooral aan ontbreekt, is een continue produktie van main stream- films. MEDIA-projekten op het gebied van de bioscopen kunnen m.i. daarbij een, zij het aanvullende, maar toch be langrijke rol spelen. Hierbij zou het naar mijn mening moeten gaan om subsidies voor structuurverbeterende activiteiten, en niet zo zeer om aanvul ling van mede met het oog daarop ge calculeerde exploitatietekorten.4 Henk Camping en ik blijken het er over eens te zijn dat acties ter ondersteu ning van Europese films moeten wor den afgestemd op de specifieke situ atie in elk land. Ik nodig hem uit, mee te werken aan de totstandkoming van overleg over de wijze waarop van MEDIA SALLES en EUROPA CINEMAS afkomstige gelden in Nederland het best besteed kunnen worden aan gecoördineerde activiteiten ten behoeve van Europese films. Met "mar keting voor de Europese film in het algemeen" heb ik niet "marketing in het algemeen" bedoeld, maar "voor de Europese film in het algemeen", dus zowel voor films d'auteur als voor main stream-produkties. Noten: 1. "De ontwikkeling van de concurrentie in het filmbedrijf in Nederland" (FILM, mei 1993) 2. "Filmsubsidies en concurrentieverval sing" (FILM, mei 1989), zijnde een reac tie op: R.H. Camping, "Doorlopende dis cussie over beleidsnota Associatie Nederlandse Filmtheaters" (FILM, maart 1989); "Concurrentievervalsing" (FILM, okt. 1992) 3. Zie: Naschrift bij het artikel "De inzet van bioscoopexploitanten voor de Europese film, en hoe deze te meten" (FILM, mei 1993), blz. 19. 4. Zie bijv. ook: "De inzet van bioscoopex ploitanten voor de Europese film, en hoe deze te meten" (FILM, april 1993). Tijdens het filmfestival te Venetië is de tweede editie gepresen teerd van het "European Cinema Yearbook. A Statistical Analysis" (MEDIA SALLES, Utrecht, aug. 1993). Zoals eerder aangekondigd, verschilt dit niet alleen van de vorige editie door de toevoeging van de gegevens over 1992, maar zijn er ook nieuwe ru brieken in opgenomen. Een belangrijke toevoeging betreft de concentratie van de bioscoopbranche in de verschil lende landen, hetgeen is aangegeven met de marktaandelen van de resp. drie of vier grootste ondernemingen. Deze concentratie blijkt zeer sterk uit een te lopen: 70% in Groot-Brittannië versus 7% in Spanje. Andere belang rijke nieuwe gegevens betreffen de percentages van het totale aantal speelweken waarin nationale, resp. an dere Europese films zijn vertoond. Dit is van belang omdat het, meer dan de marktaandelen van die films, een indi catie is voor de inzet van de exploitan ten ten behoeve van de Europese film. Helaas waren nog alleen Frankrijk (de overheidsinstantie CNC) en Nederland (NFC) in staat, deze gegevens te ver schaffen. Te hopen is, dat de statistiek in andere landen voldoende zal verbe teren om deze gegevens voor een vol gende editie eveneens te kunnen pro duceren. Wat Nederland betreft, is er in deze editie ook een opgave opgeno men van de aantallen nationale, an dere Europese, Amerikaanse, en ove rige, door niet bij de NFC aangesloten distributeurs uitgebrachte films. Een toevoeging van geheel andere aard bestaat tenslotte uit de gegevens over IJsland, het land met de hoogste bioscoopfrequentie van Europa (5,0). Doordat een deel van de gegevens pas zeer laat is ontvangen, en doordat er over een aantal landen op het laatste moment correcties zijn doorgegeven, is er te weinig tijd voor het nakijken van de drukproeven overgebleven, hetgeen helaas tot een aantal fouten in de Engelse editie heeft geleid. Deze zijn hersteld in een lijst met errata, die door de (Italiaanse) drukker helaas achter i.p.v. voor in het boek blijkt te zijn opgenomen. De Franse versie zal binnenkort en, naar ik verwacht, fout loos verschijnen. De nieuwe editie van het European Cinema Yearbook is te verkrijgen via het Federatiebureau. 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1993 | | pagina 25