10
Uit de schriftelijke gedachtenwisseling (toelichting der Bedrij f s-
afdeeling Filmverhuurders en prae-advies van het Hoofdbestuur)
werd een door het Hoofdbestuur verwekt (nieuw) „artikel 7"
geboren, luidende:
„Het is aan de leden niet geoorloofd films te vertoonen of
te doen vertoonen in plaatsen, waar permanent één of meer
bioscopen gevestigd zijn, tenzij minstens één dier ter plaatse
permanent gevestigde bioscopen in de gelegenheid gesteld is
zelf die films te vertoonen en van die gelegenheid geen gebruik
heeft gemaakt."
Dit gewijzigd artikel 7, als tusschen-voorstel bedoeld, kon noch
bij de filmverhuurders, noch bij de exploitanten onverdeelde sym
pathie verwerven.
Ofschoon bij rustige overweging erkend zal moeten worden,
dat „artikel 7" in dezen vorm een verdienstelijk begin had kunnen
zijn, waarop later de basis voor eene degelijke reglementeering
gelegd had kunnen worden, meende het Hoofdbestuur er goed aan
te doen, daarbij in aanmerking nemende, dat eene reglementeering
van dit deel van het bedrijf met de volle sympathie van nagenoeg
alle leden dient te geschieden, „artikel 7" voorloopig terug te nemen.
Daardoor bleef het vraagstuk der reizende bioscopen in 1926
onopgelost.
Wel benoemde het Hoofdbestuur eene Commissie, waarin alle
groepen uit het bedrijf vertegenwoordigd zijn, en aan wie werd
opgedragen het vraagstuk in studie te nemen en over de mogelijke
oplossing het Hoofdbestuur te rapporteeren, maar toen het ver
slagjaar verstreken was, had de Commissie de oplossing waar
schijnlijk nog niet gevonden, daar anders het Hoofdbestuur hier
van ongetwijfeld in kennis ware gesteld.
De Statutenwijzigingen»
Met de reorganisatie dei Statuten heeft de Bond in 1926 een
belangrijk werk verricht. Na maanden lange bestudeering, waarbij
de leden in de gelegenheid waren gesteld schriftelijk de discussiën
voor te bereiden, is de Statutenwijziging, na veel strijd, maar ten
slotte toch met op twee na algemeene stemmen, door de ledenver
gadering aanvaard.
Als men de belangwekkende stukken herleest, die ten tijde van
de behandeling der Statutenwijziging tusschen de leden en het
Hoofdbestuur zijn gewisseld en als men daarbij nog eens de notu
len raadpleegt van de beraadslagingen, die drie dagen hebben
geduurd, dan zal men met groote waardeering kunnen getuigen,
dat de tot stand gekomen reorganisatie der Statuten, in parlement