12 Geen wonder, dat, zonder een enkele uitzondering, alle leden zeer spontaan al heel spoedig de gelegenheid hebben aangegrepen, een huldiging te bereiden aan den afgetreden voorzitter, aan wiens talentvol beleid het ontstaan en de snelle ontwikkeling van den Bond grootendeels te danken zijn. Op 19 Juli 1926 is eene buitengewone ledenvergadering belegd, waarin met algemeene stemmen het voorstel van het Hoofdbestuur is aangenomen, om den heer D. Hamburger Jr. te Utrecht tot eere-lid van den Bond te benoemen. In deze vergadering is niet alleen door de aanbieding van het stoffelijk huldeblijk, maar meer nog door de van groote waar deering en erkentelijkheid getuigende redevoeringen aangetoond, welk een machtige figuur de heer D. Hamburger Jr. voor den Bond is geweest en van welk een groote beteekenis het voor het bedrijf zou zijn, als de afgetreden voorzitter te zijner tijd weer den voorzittershamer in handen zou krijgen. Tijdens den feestmaaltijd, dien de leden, na afloop der buiten gewone ledenvergadering, hun gewezen leider hebben aangeboden, is de erkentelijkheid voor hetgeen de heer Hamburger voor het bedrijf heeft weten te wrochten, nog eens op ondubbelzinnige wijze tot uiting gekomen. Uit het vervolg van dit verslag zal blijken, dat het eere-lid, ook na zijn aftreden als voorzitter, den Bond nog vele en belang rijke diensten heeft bewezen. De Personeele Belasting» Ter afwisseling van de vermelding der interne gebeurtenissen, moge nu gememoreerd worden, wat door het Hoofdbestuur in 1926 is ondernomen, om tot verlichting der lasten, die nog altijd zoo zwaar op de leden drukken, te komen. Door de Regeering was in het afgeloopen jaar een aantal wets ontwerpen ingediend, die beoogden onze belastingwetgeving te reorganiseeren. Daarbij was ook betrokken de Personeele Belas ting, die tot nu toe volgens een alleronbillijkst systeem van de bioscoopexploitanten wordt geheven. Daardoor deed zich eene gelegenheid voor om eene wijziging in de wet op de Personeele belasting van 1896 ten gunste van het bioscoopbedrijf te verkrijgen. Op een dezerzijds gedaan verzoek ontving de Minister van Financiën, J h r. Mr. de Geer, een deputatie uit het Hoofd bestuur, bestaande uit de heeren A. P. du Mee, voorzitter, en A. de Hoop, administrateur, in audiëntie. Daarbij werden door

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1926 | | pagina 12