13
den Bondsvoorzitter de bezwaren ontwikkeld, welke er voor het
bioscoopbedrijf tegen de huidige heffing van de Personeele be
lasting bestaan.
Doordat tevoren vanwege het Bondssecretariaat een enquête
onder de leden was ingesteld, kon de deputatie met de te haren
dienste staande gegevens, haar betoog goed documenteeren.
Door den Bondsvoorzitter werd gevraagd de bioscooptheaters op
één lijn te stellen met perceelen, uitsluitend dienende tot uitoefening
van het bedrijf van logementhouder, tot winkel of lokaal tot uitstal
ling, van welker huurwaarde, volgens art. 11, par. 2 der wet op de
Personeele belasting, bij den aanslag, slechts een derde als belast
bare huurwaarde wordt berekend.
De Minister vermocht de billijkheid van ons verzoek niet te
betwisten, maar Zijne Excellentie zag geen kans, om thans reeds
bij de partiëele wijzigingen, welke in de wet op de Personeele
Belasting waren voorgesteld, het bezwaar van het bioscoopbedrijf
te ondervangen. Wel zegde de leider van de Rijksschatkist ons
toe, dat bij de eerstvolgende algemeene herziening der betreffende
wet met ons verlangen ernstig rekening zou worden gehouden.
Door het Hoofdbestuur werd daarop nog een adres aan de
Tweede Kamer gezonden, waarin na een breedvoerige motiveering
van onze bezwaren, verzocht werd art, 11 van de wet op de Per
soneele Belasting van 1896 in dezen zin te wijzigen, dat de huur
waarde van perceelen en gedeelten van perceelen, dienende tot
uitoefening van het bioscoopbedrijf voor een derde slechts als
belastbare huurwaarde wordt aangemerkt.
Evenmin als van den Minister kon het Hoofdbestuur van de
Tweede Kamer een gunstige beschikking op zijn verzoek ver
krijgen.
Niettemin zal het Hoofdbestuur in 1927 dezen last voor de leden
niet uit het oog verliezen!
De Tariefwet*
Ten aanzien van de tariefwet, die sinds 1925 weer een nieuwen
last op het bedrijf heeft gelegd, kon het Hoofdbestuur nog niet
in het minst accoord gaan met de uitvoering, die volkomen in strijd
met de bedoelingen van den wetgever en, zooals het zich begrijpen
laat, absoluut ten nadeele van het bedrijf geschiedt.
Met het Bestuur der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders heeft het
Hoofdbestuur eenige malen te dezer zake overleg gepleegd, waarbij
de beide bestuurscollges het oog gericht hebben gehad op eene
billijke uitvoering van de tariefwet.