15 bioscooptheaters hier te lande in 1925 niet minder dan ƒ1.937.567. dus bijna twee millioen aan vermakelijkheidsbelasting opgebracht. Ongehoord en niet langer te verdragen is het, dat de gemeente besturen voortgaan het bioscoopbedrijf, waaruit zij, zonder zelf eenig risico te dragen, slechts voordeel trekken ten koste van hen, die hun geld en arbeidskracht aan dat bedrijf hebben gegeven, onmogelijk te maken. In aanmerking nemend het aanzienlijk bedrag, dat het bioscoop bedrijf aan vermakelijkheidsbelasting opbrengt, loont het ongetwij feld vele geldelijke en moeitevolle opofferingen, om tegen deze ondraaglijke en tevens onrechtvaardige belasting met kracht den strijd aan te binden. Filmopname-rechten» In het afgeloopen jaar is de overeenkomst, welke de Bond in 1925 met den Nederlandschen Voetbalbond is aangegaan met het oog op de vervaardiging van filmopnamen van interland-wedstrij den, tot tevredenheid van het Hoofdbestuur en zeker niet in de laatste plaats van de belanghebbende filmfabrikanten uitgevoerd. Overigens bleek in het algemeen, dat het maken van film opnamen van gebeurtenissen van publiek belang, zonder dat voor de rechten daartoe betaling moet geschieden, vrijwel overal burger recht heeft verkregen. (In Volendam werd nog eene poging ge daan om terugbetaling te verkrijgen voor de filmopnamerechten, maar door het tijdig ingrijpen van het Hoofdbestuur werd deze poging verijdeld). Te bejammeren valt het, dat de folklorist de heer D. J. van der V e n te Oosterbeek, waarvan verwacht mocht worden, dat hij naast den Bond zou staan, om het verderfelijk systeem van betaling voor filmopnamerechten uit te roeien, in het afgeloopen jaar een incident heeft uitgelokt, waardoor een filmoperateur van één onzer aangesloten fimlfabrieken door de marechaussee in de gemeente Beesel in zijn arbeid bemoeilijkt werd. Door den Bondsvoorzitter, den heer A. P. du Mee, die, op eventualiteiten voorbereid geweest zijnde, zich naar Beesel had be geven en daar getuige was van het ergerlijk optreden der mare chaussee, werd hier ten krachtigste stelling tegen genomen. Het Hoofdbestuur wendde zich vervolgens met een schriftelijke klacht tot den Minister van Justitie, waarop het een half jaar later het laconieke antwoord ontving, ,,dat het uit het ingesteld om standig onderzoek niet is komen vast te staan, dat de marechaussee met opzet den bewusten operateur zou hebben verhinderd, om

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1926 | | pagina 15