Afdeeling Amsterdam.
VERSLAG
over het jaar 1926, uitgebracht in de Algemeene Vergade
ring van de Afdeeling Amsterdam van den Nederland-
schen Bioscoop-Bond, gehouden op Donderdag 27 Januari
1927 te Amsterdam»
De veronderstelling, die het Bestuur in het verslag van 1925
heeft gemaakt, „dat de Amsterdamsche Raad aanstonds eindelijk
tot een besluit zal komen, dat den exploitanten in staat zal stellen
het bedrijf weer eenigszins loonend te maken", bleek helaas te
gewaagd geweest te zijn.
De Amsterdamsche Gemeenteraad heeft het aangedurfd, hoewel
er een groote meerderheid is geweest, die er innerlijk van overtuigd
was, dat vermindering der lasten op het bioscoopbedrijf nood
zakelijk en urgent was, om alle voorstellen, die een verlaging der
vermakelijkheidsbelasting behelsden, af te stemmen.
Onder leiding van hun wethouder voor de financiën hebben
de sociaal-democratische gemeenteraadsleden, die aanstonds bij
de Raadsverkiezingen het volk weer zullen trachten wijs te
maken, dat zij de ware strijders zijn voor het volksvermaak en de
volkskunst, dezen ernstigen slag het bioscoopbedrijf toegebracht.
Tegenover de door onze afdeeling ingebrachte gedocumenteerde
bezwaren tegen de vermakelijkheidsbelasting, heeft wethouder
Wibaut, die niet meer in staat bleek te zijn zijn theorie te ver
dedigen, dat niet het bedrijf, maar de bezoekers de belasting be
talen, gepoogd den Raad af te leiden of, zooals het raadslid, de
heer Ketelaar het zoo juist schetste de sociaal-democratische en
katholieke woordvoerders, de heeren Boekman en Romme een
ulevelletje op de lippen te leggen, door vage toezeggingen te doen
over het subsidieeren van „cultureele" films.
Op deze wijze werd een accountantsrapport, dat door de heeren
Elles en Hamelberg met den grootsten ernst was opgemaakt, be
streden door den wethouder, die ten koste van alles, de belasting
verlaging wilde tegenhouden.
Dat de wijze van bestrijding het Bestuur niet alleen teleurgesteld
heeft, maar ook verschillende raadsleden heeft gehinderd, moge