43
Enkele feiten van persoonlijken aard mogen ten slotte nog geme
moreerd worden.
En dan moge allereerst herdacht worden de onderscheiding,
welke de Amsterdamsche Afdeeling is ten deel gevallen, toen haar
voorzitter, de heer A. P. du Mee door de Bondsvergadering
tot Bondsvoorzitter werd gekozen.
Ook zullen velen zich erin verheugd hebben, dat het bestuurs
lid der Afdeeling, de heer H. E h r 1 i c h tot Hoofdbestuurder
werd benoemd.
Aan den heer D. Hamburger Jr., den afgetreden Bonds
voorzitter, werd vanwege de Afdeeling de hulde gebracht, die
deze talentvolle vereenigingsleider in ruime mate heeft verdiend.
Nu de belangrijkste feiten zijn gereleveerd, moge aan het slot
van dit verslag geconstateerd worden, dat in de Afdeeling Amster
dam gedurende het geheele jaar een opgewekt vereenigingsleven
heeft geheerscht.
De leden hebben positief blijk gegeven van hun aller wensch,
om vast aaneengesloten de moeilijkheden, die de laatste jaren door
malaise en door overheidsmaatregelen zijn veroorzaakt, uit den
weg te ruimen.
Dat 1927 het Amsterdamsche bioscoopbedrijf uit deze moeilijk
heden moge verlossen!
Namens den Secretaris,
A. DE HOOP, Administrateur.