Doch na dien hoorden of bemerkten we van het werken der
Staatscommissie niets meer.
Niet alleen van Bondswege werd betreffende de te ontwerpen
Maatregelen van Bestuur een advies aan de Regeering verstrekt.
Ook andere organisaties, o.a. de Vereeniging van Leden van
Gemeentelijke en Particuliere Bioscoopcommissies in Nederland
hebben zich beijverd om inzake het systeem van uitvoering de
Regeering te adviseeren.
Van de laatstgenoemde Vereeniging is het voor den Minister
van Binnenlandsche Zaken bestemde rapport openbaar gemaakt
en vanzelf trok het daardoor ook onze belangstelling.
Het Hoofdbestuur nam direct stelling tegen dat gedeelte van het
rapport, waarin als de wensch der Vereeniging werd te kennen
gegeven, ,,dat belanghebbenden bij het film- en bioscoopbedrijf,
al dan niet met adviseerende stem, niet in de Centrale Commissie
voor de filmkeuring dienen te worden opgenomen".
Kon deze wensch nog als een zakelijk punt worden beschouwd,
waarover wederzijds te twisten valt, andere gedeelten uit het
rapport der Vereeniging van Gem. en Part. Bioscoopcommissies
verrieden ten opzichte van de belanghebbenden bij het film- en
bioscoopbedrijf een mentaliteit van achterdocht en wantrouwen,
waarvan gelukkig de meeste leden der tegenwoordige keurings
commissies in hun dagelijkschen omgang met de bioscoopdirec
teuren en filmverhuurders nimmer blijk hebben gegeven.
Deze opmerkingen van achterdocht en wantrouwen had het
Hoofdbestuur gaarne in een schriftelijk verweer willen weerleggen,
maar het zag daarvan af, nadat het de overtuiging had gekregen,
dat ter plaatse, waar het rapport der Vereeniging effect had
moeten sorteeren, de waarde van het advies der keurders juist
door de ook door ons gewraakte wijze van motiveering, zeer
sterk is gedaald.
In zijn advies aan den Minister heeft het Hoofdbestuur zich
uitsluitend bepaald tot eene gedocumenteerde uiteenzetting van
het meest practische systeem van uitvoering der wet, zonder in
eene bestrijding te treden van de dezerzijds onjuist geachte argu
menten, welke in het rapport der Vereeniging van Gem. en Part.
Bioscoopcommissies zijn aangevoerd.
Mocht de wet in den loop van 1927 tot uitvoering komen, dan
zal indien de heer Minister daartegen geen bezwaar mocht
hebben het advies van den Bond in het volgend jaarverslag
worden opgenomen.
Thans volstaat het Hoofdbestuur met te vermelden, dat in het
advies speciaal zijn aangeroerd de navolgende punten: