De Ziektewet.
De tweede sociale maatregel, op welks invoering het bedrijf zich
had voor te bereiden, sproot voort uit de in 1930 in te voeren wet
telijke ziekengeldverzekering.
Daar de wetgever de mogelijkheid geopend heeft de Ziektewet
ook door het particulier initiatief te laten uitvoeren, achtte het
Hoofdbestuur het nuttig te onderzoeken of ten aanzien van de uit
voering der wet ook een taak voor den Nederlandschen Bioscoop-
Bond ten voordeele van zijne leden was weggelegd.
Vandaar, dat het op 25 November 1929 een circulaire aan de
leden zond, waarin hun gevraagd werd een vijftal op een aange
hechte lijst gestelde vragen te beantwoorden.
Uit de ingekomen antwoorden bleek, dat in het Nederlandsche
film- en bioscoopbedrijf aan werknemers, die 3000.of minder
aan vast loon verdienen, in totaal meer dan het door de wet voor
de oprichting van een bedrijfsvereniging vereischte bedrag van
21/2 millioen per jaar betaald wordt.
Desondanks achtte het Hoofdbestuur het om verschillende rede
nen bezwaarlijk een bedrijfsvereeniging op te richten, zulks temeer
omdat ook op andere wijze het bedrijf zijn eigen risico kan dragen,
n.1. door het vormen van een bedrijfsgroep in een bestaande Be
drijfsvereeniging.
Het vormen van zulk een bedrijfsgroep was op het eind van het
verslagjaar in voorbereiding.
CONFLICT MET DE NIEUWE ROTTERDAMSCHE
COURANT.
In de maand November is een ernstig geschil ontstaan tusschen
de afdeeling Rotterdam met de Nieuwe Rotterdamsche Courant"
over de wijze waarop de redactie van de rubriek Filmkunst" in
deze courant stelselmatig afbrekende beschouwingen aan het film
wezen wijdt. Een en ander is voor de afdeeling Rotterdam aan
leiding geweest om dato 11 November 1929 een brief aan den Heer
Hoofdredacteur van de N. R. Crt. te schrijven, waarin de onder
leden der afdeeling bestaande grieven in niet-malsche bewoordin
gen ter kennis waren gebracht en vervolgens werd meegedeeld, dat
de afdeeling alle relatie met de N. R. Crt. zou verbreken, zoolang
de rubriek Filmkunst" onder leiding staat van de redacteuren,
die zelfs in strijd met een gentleman agreement" gehandeld heb
ben. De afdeeling had intusschen besloten niet meer in de N. R.
Crt. te adverteeren,
54