23
terdam geuit heeft/nd. „dat we hier met eene poging tot corruptie
te doen hadden'', van nu af de basis ontnomen was.
Toch duurde het nog eenige maanden, voordat andermaal con
tact tusschen het Hoofdbestuur met de N. R. C. werd verkregen.
Intusschen waren nog van eenige zijden pogingen tot bemiddeling
gedaan, die echter geen resultaat hadden. In Juli bood de heer
mr. M. K a n n, Directeur van het weekblad ,,De Groene Amster
dammer" zijne bemiddeling aan, welke door beide partijen werd
aanvaard. Met dezen bemiddelaar heeft het Hoofdbestuur eenige
malen geconfereerd, waarvan als eerste resultaat wederkeerige
verklaringen werden uitgewisseld, hierop neerkomende, dat de
Nederlandsche Bioscoop-Bond „niet de minste bedoeling gehad
heeft invloed uit te oefenen op de redactioneele kolommen van
welk orgaan ook" en de redactie der Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant" nimmer eenige vijandige of onwelwillende gevoelens gekoes
terd heeft tegenover het bioscoopbedrijf en dat zij het conflict als
geëindigd zal beschouwen, zonder dat daaruit eenig rancuneus
gevoel zal overblijven.
In een artikel van den redacteur, den heer L. J. Jordaan in ,,De
Groene Amsterdammer" van 4 October 1930, hetwelk met een
kort commentaar in het Zaterdagavondblad van de N. R. C. werd
overgenomen, werd het resultaat van het gepleegde overleg gepu
bliceerd.
Daarna vond eene bespreking plaats, onder leiding van den
bemiddelaar, tusschen vertegenwoordigers van het Hoofdbestuur
met den heer mr. H. J. G r a a d t v a n R o g g e n, den redacteur
van de filmrubriek der N. R. C, waarbij genoemde redacteur tot
genoegdoening van het Hoofdbestuur de taak, die hij zich stelt als
criticus, nader heeft gepreciseerd.
Uit de verklaringen, welke van de zijde der N. R. C. werd afge
legd, putte het Hoofdbestuur de redelijke verwachting, dat een
nieuwe phase van elkaar begrijpen was ingetreden, zoodat niets
meer de oplossing van het conflict in den weg stond.
Derhalve adviseerde het Hoofdbestuur de Afdeeling Rotterdam
het bestaande advertentieverbod ten opzichte van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant" in te trekken, waartoe deze afdeeling in
hare op 29 October 1930 gehouden ledenvergadering het besluit
nam.
Uit journalistiek oogpunt bezien heeft de heer Jordaan in het aan
deze zaak gewijd artikel in de Groene Amsterdammer" geconsta
teerd, ,,dat door het beëindigen van den strijd tusschen Bioscoop-
Bond en N. R. C. een hoogst gevaarlijk precedent, dat een toe
stand van onzekerheid had geschapen ten aanzien van de ideëele