het vervaardigen van filmopnamen, dus op het toelaten van film-
operateurs tot openbare gebeurtenissen, terwiil dagbladschrijvers
en persfotografen wel overal vrijelijk worden toegelaten. En het
practische bezwaar is, dat het vaak voorkomt, dat filmnegatieven
aan het buitenland verkocht worden, zoodat de negatieven nim
mer beschikbaar gesteld kunnen worden.
Na het bekend worden van de ministerieele circulaire beschouwde
de Bondsvoorzitter de vrijwillig op zich genomen taak, om de be
trekkingen tusschen bedrijf en Filmarchief te verbeteren, als ge
ëindigd. Tevens nam de heer Hamburger onmiddellijk ontslag als
bestuurslid van de Vereeniging ,,Het Nederlandsch Centraal Film
archief", er in zijn ontslagbrief op wijzende, dat hij zijne medewer
king niet wenscht te verleenen aan de onbehoorlijke handelwijze
van het Bestuur van Centraal Filmarchief", dat films tracht te
verzamelen ten koste van het bezit van anderen.
Ook de heer C. van Gink, directeur van de N.V. Orion Film
fabriek te 's-Gravenhage, vond in het gebeurde aanleiding ontslag
te nemen als lid van den in het Filmarchief" bestaanden „Raad
van Advies".
Vervolgens besloot het Hoofdbestuur:
1aan de leden van den Bond te verbieden overeenkomsten met
wie ook af te sluiten, waarin als voorwaarde is gesteld, dat
het negatief of een positief der op te nemen film in bewaring
of ten geschenke moet worden gegeven aan het Nederlandsch
Centraal Filmarchief;
2. aan de leden te verbieden filmopnamen te maken, wanneer
van dengeen, die de opnamen doet, verlangd wordt dat van
de op te nemen films het negatief of een positief aan het
Centraal Filmarchief in bewaring of ten geschenke moet
worden gegeven;
3. aan de leden te verbieden van heden af. films aan het Neder
landsch Centraal Filmarchief in bewaring of ten geschenke
af te staan.
Dit besluit wordt, zooals dit gelukkig altoos in den Bond het
geval is,door ieder lid gerespecteerd, met het gevolg, dat na
15 Juli het Centraal Filmarchief, althans van het bedrijf geen ma
teriaal meer heeft ontvangen.
In deze zaak heeft het Hoofdbestuur zich nog tot den Minister
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw gewend met het verzoek
den dezerzijds gewraakten rondzendbrief aan de gemeentebesturen
in te trekken.
Zijne Excellentie deelde het Hoofdbestuur mede, dat hij zich
27