Bijlage E.
DE PLATEN MOETEN WEL WOR
DEN INGEZONDEN, DOCH NIET
TER KEURING.
Antwoord van den heer Ruys de Be ere n-
b r o u c k, Minister van Staat, Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw (ingezonden 9 Mei
1930) ten vervolge op de beantwoording van vragen
van den heer F. Vos, betreffende een voorschrift
van de Centrale Commissie voor de keuring van
films, om in het vervolg bij aanbieding ter keuring
van geluidfilms tevens de daarbij behoorende platen
ter keuring in te zenden.
Ad 1. Deze vraag kan in zooverre bevestigend worden be
antwoord, dat de platen mede dienen te worden ingezonden, doch
niet ter keuring.
Ad 2. In verband met het antwoord op vraag 1 verliest deze
vraag haar beteekenis,
Ad 3. Aangezien bij geluidfilms beeld en geluid als een onaf-
scheidenlijk geheel moeten worden beschouwd en mitsdien zonder
kennisneming van het geluid de Centrale commissie voor de keu
ring van films niet in staat is te beoordeelen voor welke categorieën
van personen, bedoeld in art. 16 der Bioscoopwet, de films kunnen
worden toegelaten, is van den ondergeteekende geen maatregel
te verwachten, als in deze vraag verzocht.
69