hangig gemaakt, waarvan twee zaken vóór de uitspraak werden
ingetrokken; in twee gevallen werden de ingestelde vorderingen
toegewezen; in één geschil werd den eischer zijne vordering ont
zegd en in één geval werd de eisch ten deele toegewezen.
Het aantal onder voorzitterschap van den heer E. d e H o o p A z.
te Amsterdam gehouden zittingen van den „Raad van Beroep
bedroeg 7 (tegen 10 in 1929). Bij de behandeling van een appèl
zaak, waarbij de voorzitter zakelijk betrokken was, presideerde de
heer D. Hamburger J r. te Utrecht, die voor dit geval tot
plaatsvervangend voorzitter was aangewezen.
De „Raad van Beroep" behandelde in totaal 17 appèl-zaken,
waarvan nog 2 uit het voorafgaande jaar dateerden (tegen 21
zaken in 1929).
In twee zaken betrof het een hooger beroep, door exploitanten
aanhangig gemaakt van door de „Filmhuurschuldcommissie" der
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders uitgevaardigde leveringsverbo
den. Beide opponeerende exploitanten werden in het gelijk gesteld.
Een hooger beroep werd tijdens de zitting ingetrokken.
In zes zaken werden de beslissingen der „Commissie van Ge
schillen", waarbij de filmverhuurders in het gelijk werden gesteld,
bevestigd. Dit geschiedde in drie gevallen, waarbij de exploitanten
door de „Commissie van Geschillen" in het gelijk waren gesteld.
Vernietigd werden drie uitspraken der Geschillencommissie, in
de eene waarbij de exploitant, in de tweede waarbij de filmverhuur
der in het gelijk waren gesteld, en in de derde waarbij de vordering
van den exploitant, welke aanvankelijk door de „Commissie van
Geschillen" was toegewezen, niet ontvankelijk werd verklaard.
Ten aanzien van twee geschillen in hooger beroep, waarbij een
exploitant veroordeeld was, om zoowel aan een filmverhuurder,
als aan zijn collega ter plaatse, die beiden een vordering tegen
hem hadden ingesteld, eene schadevergoeding te betalen wegens
het maken van misleidende reclame, werden de beroepen van den
veroordeelden exploitant, alsmede het tegenberoep, hetwelk de
filmverhuurder, die hoogere schadevergoeding eischte, had inge
steld, ongegrond verklaard.
De „Raad van Beroep" was in 1930 vóór de jaarvergadering
samengesteld uit de heeren E. de Hoop A z n. te Amsterdam
(Voorzitter), I. Cohen B a r n s t ij n te Utrecht, P. R. van
Duincnte Amsterdam, H. Gerschtanowitzte Rotterdam,
ter L in d e n te Amsterdam, R. Minden te Amsterdam en
B. D. O c h s e te Haarlem.