10 pet. terug te brengen, maar dit percentage werd slechts korten tijd gehandhaafd. Doorgaans was de Bondsleiding in de weer om in verschil lende gemeenten den last, dien de vermakelijkheidsbelasting op het bedrijf deed drukken, verlicht te krijgen en deze be moeiingen leidden vooral in het tijdvak van 1921 tot 1930 zeer vaak tot goede resultaten. In de gemeente Groningen ondervond de Bondsleiding echter tegenstand. Daar bleef het Gemeentebestuur hardnek kig weigeren de belasting, die in 1928 was opgevoerd tot 25 pet. bruto, d.w.z. dat de belasting ook nog belast werd, hetgeen neerkomt op een netto-belasting van 33V3 pet., te verlagen. De sluiting van de bioscopen te Groningen, die de Alge- meene Vergadering van den Bond proclameerde met ingang van 6 Februari 1931 ligt nog versch in het geheugen. Niet min der dan 36 weken bleven de Groninger bioscooptheaters ge sloten en toen zij op 16 October heropend werden, was aan den Bond de verzekering gegeven, dat na 1 Januari 1932 de vermakelijkheidsbelasting in de hoofdstad van het Noorden niet meer dan 20 pet. netto (dus ook geen belasting meer van belasting) zou bedragen. Het succes in Groningen heeft zijn uitwerking in andere ge meenten niet gemist. Kort na de heropening der bioscopen in Groningen werd de vermakelijkheidsbelasting in Amersfoort van 20 tot 15 pet. en in Assen van 10 tot 5 pet. verlaagd. Een en ander was mede hieraan te danken, dat in hetzelfde jaar de Koninklijke Nederlandsche Middenstandsbond het vraagstuk der vermakelijkheidsbelasting in de publieke belang stelling bracht, door den Administrateur van den Nederland- schen Bioscoop-Bond te verzoeken een prae-advies op het middenstandscongres uit te brengen, waaraan dezerzijds zeer gaarne voldaan werd. De afgevaardigden van den Middenstandsbond legden groote interesse voor dat prae-advies aan den dag en zij na men met algemeene stemmen een motie aan, welke ter kennis 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1932 | | pagina 11