zijde heeft gestaan in den strijd tegen verhooging der Ver-
makelijkheidsbelasting, andermaal een aanval op de Perso-
neele Belasting, die voor de meeste middenstandsbedrijven
niet meer is op te brengen, heeft ondernomen. In een goed
gedocumenteerd adres heeft deze Bond zich tot den Minister
van Financiën gewend, waarin hij verzocht heeft te willen
bevorderen dat binnen afzienbaren tijd aan de Staten-Gene-
raal voorstellen worden gedaan, welke tot opheffing der Per-
soneele Belasting voor bedrijfslokaIiteiten kunnen leiden, c.q.
koffiehuizen op gelijken voet met winkels zullen doen be
handelen.
Ook de Nederlandsche Bond van Werkgevers in Hotel-,
Restaurant-, Café- en aanverwante bedrijven ,,Horecaf", die
in Juli 1932 den Nederlandschen Bioscoop-Bond had uitge-
noodigd om te overwegen, in hoeverre beide organisaties kun
nen samengaan in een actie tot vermindering van de Per-
soneele Belasting, had eenzelfde verzoek aan den Minister
gericht.
De Bioscoop-Bond zond eveneens een request aan den
Minister van Financiën, waarin van harte instemming betuigd
werd met het adres van den Middenstandsbond. In dat request
gaf het Hoofdbestuur eenige staaltjes van de consequenties,
waartoe de cumulatie van belastingen (de Vermakelijkheids-
belasting en de Personeele Belasting worden immers beiden
als een verteringsbelasting beschouwd) leidt:
„Een bioscooptheater, dat in één jaar ontvangt ƒ250.000.
waarvan wegens den aanslag in de Personeele Belasting
ƒ20.000.— op het publiek verhaald moet worden, (want bij
een verteringsbelasting ligt verhaal op het publiek in den op
zet) moet bovendien aan vermakelijkheidsbelasting 20 pet. van
die ontvangsten, zoogenaamd ook door verhaal op het publiek
in te vorderen, opbrengen. Er wordt dus van de ƒ20.000.
welke zoogenaamd reeds op het publiek is afgewenteld, nog
eens 20 pet., dus opnieuw bij wijze van verhaal op het publiek,
geheven. De bioscoopondernemer offert dus voor deze dub
bele belastingheffing 20 pet. van ƒ20.000.-, d.i. ƒ4.000.- te
55