missie heeft gepleegd tot het treffen van maatregelen, waar
door het mogelijk werd gemaakt, ook tijdens de vacantie der
leden van de C. C, als dringende omstandigheden dit nood
zakelijk zouden maken, een film te laten keuren.
in het afgeloopen jaar zijn twee rechtszaken behandeld,
waarvan de een direct, en de ander vèrverwijderd verband
hield met de Bioscoopwet. Het eerste geval betrof een ver
volging, die de Plaatselijke Commissie van Toezicht op de
bioscopen te Hilversum had laten instellen tegen een bioscoop
exploitant, die een 2-weeksche seriefilm zoodanig had bekort,
dat de film in één voorstelling kon worden vertoond. Naar het
oordeel van de plaatselijke commissie had de bewuste exploi
tant gehandeld in strijd met art. 42 b van het Bioscoopbesluit.
Deze opvatting werd voor het kantongerecht te Hilversum
betwist door den Bondsadministrateur, die als gemachtigde van
den verbaliseerden bioscoopexploitant optrad. Naar de mee
ning van den Bondsadministrateur was in het onderhavige
geval geen sprake van het aanbrengen van coupures (er
waren slechts eenige actes uit de film weggelaten), doch indien
wel in strijd met art. 42 b van het Bioscoopbesluit zou zijn
gehandeld, dan achtte de gemachtigde den kantonrechter
onbevoegd, wijl de vergunninghouder overeenkomstig het be
paalde in de Bioscoopwet aan de administratieve rechtspraak
onderworpen is. i
De kantonrechter te Hilversum en later ook de Rechtbank
te Amsterdam (in hooger beroep) waren het echter met dat
standpunt niet eens en veroordeelde den bioscoopexploitant
tot een boete van ƒ0.50.
De tweede rechtzaak, die meer dan gewone aandacht trok,
betrof het kort geding voor den President van de Rechtbank
te Rotterdam, aanhangig gemaakt door de familie Zei Ie
tegen de firma A. Tuschinski te Rotterdam inzake de
Mata Hari-film. Ook in dit proces achtte de Bondsadmini
strateur den President onbevoegd, zij 't op andere gronden
dan in de vorige zaak. Naar de meening van den bondsad-
62