71 De Raad van Beroep van de Directe Belastingen te Roer mond bekrachtigde de uitspraak van den Inspecteur der Directe Belastingen, volgens welke de aanslag terecht naar den tweeden grondslag o.a. ook voor projectie-apparaten, welke zich in het door het betreffende lid uitgeoefend bio scoopbedrijf bevinden, was geschied. Het Hoofdbestuur besloot deze zaak principieel aan te vat ten en verzocht den op dat gebied zeer deskundigen belasting consulent, den heer W. Nagtegaal te Soestdijk bij den Hoogen Raad der Nederlanden een cassatie-memorie in te dienen. Dit geschiedde den 25en Februari 1932, waarbij in den breede ons standpunt werd toegelicht, hetwelk in het kort hierop neerkomt: De apparaten zijn als onroerend te beschouwen omdat het voetstuk met een op den vloer aangebrachten betonnen onder bouw verbonden is en daardoor met het perceel één geheel uitmaakt. Een projectie-apparaat behoort tot het wezen van een bioscoop, zoodat ook op dezen grond het apparaat als onroerend moet worden beschouwd. In geen geval valt een projectie-apparaat onder art. 573 B.W., waarin vastgelegd is wat onder stoffeering" wordt verstaan. Den Hoogen Raad werd verzocht de uitspraak van den Raad van Beroep te Roermond te vernietigen en te bepalen, dat de aanslag moet worden berekend zonder rekening te houden met projectie-apparaten. Het arrest van den Hoogen Raad der Nederlanden, dat eind Mei gewezen werd, stelde den Bond voorloopig in het gelijk. Ons hoogste rechtscollege heeft n.l. de uitspraak van den Raad van Beroep te Roermond vernietigd op 2 van de 4 door den heer Nagtegaal aangevoerde gronden, met terug wijzing naar dien Raad om opnieuw te onderzoeken en in voltallige vergadering te beslissen met inachtneming van 's Hoogen Raads arrest. De overwegingen hieromtrent zijn:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1932 | | pagina 69