en lot bestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging voor Cultureele Films. Het Hoofdbestuur heeft vervolgens met het oog op de samenstelling eener nieuwe Centrale Commissie voor de keu ring van films wederom voor de benoeming tot adviseerend lid dezer Commissie bij den Minister van Binnenlandsche Zaken aanbevolen den heer D. Hamburger ir., voor zitter van den Bond. Op grond van deze aanbeveling heeft de Minister voor het op 1 Januari nieuw ingetreden 5-jarig tijdperk den heer Hamburger als zoodanig benoemd, tevens ook weer tot lid van de Huishoudelijke Commissie. In deze hoedanigheid heeft de heer Ham b';u rg e r in de op 23 Februari 1933 gehouden Algemeene Vergadering der Centrale Commissie voor de Filmkeuring een inleiding ge houden over ,,Het aanbrengen van coupures in geluidsfilms", waarbij hij de navolgende stellingen verdedigde: I. Het coupeeren van films in het algemeen vereischt bijzondere technische bekwaamheid. Het aanbrengen van coupures in geluidsfilms, en bijzonderlijk het lasschen der filmeinden waartusschen is gecoupeerd, maakt bovendien de beschikking noodig zoowel over een in ieder opzicht technisch volledig geoutilleerde inrichting als over be paalde specialisten. II. Bij het gelasten van coupures in geluidsfilms, onthoude de Centrale Commissie zich ervan die door haar per soneel te doen uitvoeren, ten einde de mogelijkheid van schade aan of waardevermindering van het haar ter keu ring aangeboden materiaal uit te sluiten. Als gevolg van dit standpunt doet de Centrale Commissie de betreffende geluidsfilm den aanbieder toekomen ter fine van uitvoe ring der door haar gelaste coupures. De aanbieder is ver plicht de door hem uitgevoerde coupures bij de Centrale Commissie in te zenden, opdat deze zich van de richtige uitvoering kan overtuigen alvorens tot het afgeven van keuringskaarten over te gaan. 83

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1932 | | pagina 81