III. Commissies, ingevolge bepalingen der Bioscoopwet be
voegd tot nakeuring van "films, missen volstrekt het cou-
purerecht, omdat artikel 42 van het Bioscoopbesluit het
vertoonen van films in een andere samenstelling dan
waarin de films door de Centrale Commissie zijn toege
laten, uitdrukkelijk verbiedt.
Zij hebben evenmin bevoegdheid eenige coupure voor
te schrijven, komende de bioscoop-ondernemer, die daar
aan gevolg zou geven, in strijd met het stellige voorschrift
genoemd in artikel 42 van het Bioscoopbesluit, terwijl
bovendien ook al zou artikel 42 van het Bioscoopbesluit tot
na-coupeeren" geen beletsel vormen, de bioscoop
ondernemer voor zoover hij niet tevens eigenaar van de
film is, het recht en de technische bekwaamheid mist
films, en in het bijzonder geluidsfilms, te coupeeren.
De algemeene vergadering verklaarde zich accoord met de
eerste twee stellingen; in de plaats van stelling III nam zij op
voorstel van het lid der Centrale Commissie, den heer
Mr. F. Bi elders een motie aan, luidende als volgt:
,,De vergadering,
„kennis genomen hebbende van de vele en ernstige
„bezwaren, welke aan het coupeeren van geluidsfilms
,,door commissies, ingevolge de „Bioscoopwet bevoegd
„tot nakeuring van films, voor het film- en bioscoop
bedrijf zijn verbonden, spreekt als haar meening uit dat
„het hoogst ongewenscht is, dat deze Commissies de
„bevoegdheid zouden krijgen, in de films coupures aan
„te brengen of te doen aanbrengen".
Meermalen heeft het Hoofdbestuur weer in het verslagjaar
stelling moeten nemen tegen ongerechtvaardigde perscri-
tieken.
Vooral een mededeeling in de Utrechtsche Courant, „dat
de uitgevers niet geacht willen worden alle bioscooppro-
84