de leden te verbieden buiten de algemeen geldende uren bioscoopvoorstellingen, o.a. des ochtends, te geven, heeft het Hoofdbestuur zich genoopt gezien, van de hem gegeven statutaire bevoegdheid tot vernietiging gebruik te maken, aan gezien dit besluit de interne aangelegenheden van de indivi- dueele leden en niet de algemeene plaatselijke belangen van de gezamenlijke leden der afdeeling in hun bioscoopbedrijf raakt. Vervolgens heeft het Hoofdbestuur na kennisneming van de grieven van onderscheidene plaatselijke organisaties tegen de overeenkomst der Amsterdamsche bioscoopdirecteuren om de bioscopen niet meer des Zondagsochtends te verhuren, het Bestuur der Afdeeling Amsterdam in overweging gegeven te bevorderen om deze overeenkomst tusschentijds te doen be ëindigen. Een groot deel der in 1932 gehouden Hoofdbestuursver gaderingen was gewijd aan de behandeling der Statutenwijzi ging en Regiementsherziening, waaraan de leden van het Hoofdbestuur heel veel tijd hebben moeten besteden. Bovendien werd de tijd der Hoofdbestuurderen in beslag genomen door tal van klachten, die aan het oordeel van het Hoofdbestuur waren onderworpen. Niet minder dan 26 klach ten waren binnengekomen omtrent ongeoorloofde reclame, althans publicaties, die den schijn hadden aan ondernemingen van concurrenten afbreuk te doen. Enkele dezer klachten achtte het Hoofdbestuur ongegrond, doch ten aanzien van het overgroote deel der gewraakte publicaties oordeelde het Hoofdbestuur voor de waardigheid van het film- en bioscoop bedrijf het noodig de leden, die zich daaraan schuldig hadden gemaakt erop te wijzen, dat zij bij het maken van reclame zich te onthouden hebben van zinspelingen op de exploitatie hunner concurrenten. Een viertal kwesties, die ontstaan waren doordat oude films, die door leden aan buitenstaanders verkocht waren, in geboy cotte bioscopen vertoond werden, konden niet achterhaald worden. Ook had het Hoofdbestuur enkele kwesties op te 91

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1932 | | pagina 89