enquête door de hier te lande gevestigde bioscopen gezamenlijk in 1932 betaald werd aan Sacem circa ƒ42.000.en aan Buma circa 15.000.dus in totaal aan muziekauteursrechten een be drag van circa 57.000.dan laat het zich begrijpen, dat het Hoofdbestuur op dit absurd voorstel van Buma niets anders kon doen dan te antwoorden, dat „dit voorstel onmogelijk als basis voor een vruchtdragende gedachtenwisseling in overweging genomen kan (kon) worden". Inmiddels was bij beschikking van den Minister van Justitie van 31 Maart 1933 de heer Mr. H. L. de Beaufort te Hilversum benoemd tot Regeeringscommissaris om overeenkomstig de wette lijke voorschriften toezicht uit te oefenen op de vereeniging „Bureau voor Muziek-Auteursrecht" (Buma) te Amsterdam en was bij de zelfde ministerieele beschikking een Commissie van Overleg inge steld, welke den Regeeringscommissaris had bij te staan. (De toe stemming aan Buma voor het als bedrijf verleenen van bemidde ling inzake muziekauteursrecht was gegeven bij ministerieele be schikking van 24 Maart 1933.) Uit het bioscoopbedrijf had de Minister van Justitie tot leden der Commissie van Overleg benoemd, de heeren D. Hamburger Jr., Bondsvoorzitter en A. d e H o o p, Bondsdirecteur; tot plaats vervangende leden waren benoemd de heeren H. Ehrlich, penningmeester en S. Z o n d e r v a n, secretaris van den Bond. Buma sneed op 19 April de onderhandelingen af en kondigde aan zonder de hulp van het Hoofdbestuur de tarieven voor het bioscoopbedrijf te zullen vaststellen, er klaarblijkelijk niet op reke nende, dat het bij zijn pogingen om individueele regelingen te kun nen treffen een vast aaneengesloten geheel tegen zich zou ont moeten. Het Hoofdbestuur wendde zich met zijn grieven tot den Regee- gingscommissaris, die daarop den loden Mei de Commissie van Overleg installeerde. Vermoedelijk ter demonstreering van zijn min achting ten opzichte van deze Regeeringscommissie, leidde Buma aan den vooravond dezer installatie een vijandige actie in tegen den Bioscoop-Bond door in het Casino-Theater te Leiden een film in beslag te doen nemen. Na de installatie-vergadering werd dit beslag weer opgeheven. Andermaal kwam het tot onderhandelingen tusschen beide par tijen onder leiding van den Regeeringscommissaris, waarbij Buma zich op het standpunt plaatste, dat de bruto-inkomsten der biosco pen als geheel den grondslag dienden te vormen voor zijn tari- feering en dat het een percentage van ongeveer \]/2 daarvan diende te eischen. De verdeeling van het op te brengen bedrag wilde 9

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1933 | | pagina 9