2e. den heer P. J. Blom te 's-Gravenhage bij het kantongerecht
te 's-Gravenhage wegens het ten gehoore brengen van muziek
van den componist May bij de vertooning van de geluidsfilm
„Trara die Liebe",
3e. de firma Gebr. van Bergen te Roermond bij de rechtbank te
Roermond wegens het ten gehoore brengen van muziek van
den componist Hollander bij de vertooning van de geluidsfilm
„Das Vermachtnis des Marquis S.
Verder zijn ten verzoeke van de componisten Benatzky en Stolz
wegens het ten gehoore brengen van hun muziek bij de vertooning
van de films „Arm wie eine Kirchenmaus" en „Liebeskommando"
processen aanhangig gemaakt bij het kantongerecht te 's-Graven
hage tegen de heeren S. den Hartogh en J. C. Hoseck te 's-Graven
hage en Wassenaar.
Ten slotte is door de Buma bij den President van de Rechtbank
te Rotterdam in kort geding een proces aanhangig gemaakt tegen
de N.V. Tuschinski's Exploitatie Maatschappij te Rotterdam.
Al deze processen zijn aangevangen op instigatie van de Buma
en in al die processen is dan ook steeds als advocaat opgetreden
een der raadslieden van Buma. De raadsman van den Nederland-
schen Bioscoop-Bond Mr. Ch. J. F. Karsten is als advocaat van de
hiervoor genoemde gedaagden opgetreden.
Wel zijn ook nog door of op instigatie van de Buma een aantal
andere processen tegen bioscoopexploitanten aanhangig gemaakt,
maar deze betreffen geen van allen de principieele vraag, of bij de
vertooning van geluidsfilms door den bioscoopexploitant aan den
componist of diens rechtverkrijgenden muziekauteursrecht ver
schuldigd is. Deze processen zijn dientengevolge niet van belang
met het oog op het tusschen den Nederlandschen Bioscoop-Bond
en de Buma bestaand geschil.
Nadat in het proces Tuschinski/Gema door den kantonrechter
te Rotterdam was beslist ten gunste van de Gema en van dat von
nis was geappelleerd, hebben in deze zaak en in de zaken Blom/
Gema en van Bergen/Gema de rechtbank eensluidend be
slist, dat een geluidsfilm moet worden beschouwd als een verza
melwerk in den zin van art. 5 der Nederlandsche Auteurswet, zoo
dat het muziekauteursrecht toekomt zoowel aan den componist als
aan dengeen, die de geheele film heeft laten vervaardigen, den
maker van de film.
Daarbij is in de zaken Tuschinski/Gema en van Bergen/Gema
17