een officieel communiqué aan de pers zou verstrekken, betreffende: haar gemeenschappelijke keuring met katholieke journalisten. Over deze aangelegenheid werd een onverkwikkelijke correspondentie gevoerd. Ook het bestuur van de afdeeling „Het Zuiden" kwam tegen het plan van de K.F.C, om journalisten in de keuring te betrekken, met groote stelligheid op. Uit de gevoerde briefwisseling kon wor den opgemaakt, dat er besloten was, dat de K.F.C, en de katholieke pers ter verkrijging eener uniforme filmbeoordeeling zouden samen werken. Te dien einde werden de Amsterdamsche-, Haagsche en Rotterdamsche keuringscommissies van de K.F.C, aangevuld met een aantal journalisten, door de katholieke pers zelf, op verzoek van de K.F.C, aangewezen. Toen het reorganisatieplan tot uitvoering kwam, ondervonden vele leden van den Bond de nadeelen van het gereorganiseerde keu ringsinstituut der K.F.C. Men constateerde een wijziging in de door de K.F.C, tot dan toe aangelegde keuringsnormen, hetgeen hieruit was op te maken, dat een aantal voor het bedrijf waarde volle films niet werden toegelaten. Verder ging de K.F.C, ertoe over de z.g. a- en b-films aan nakeuring te onderwerpen, terwijl de basis van haar keuringswerk was het keuren van uitsluitend c-films ten behoeve van de bioscooptheaters, welke zich op die basis vrijwillig onder het toezicht van de K.F.C, hadden gesteld. Met dezen gang van zaken, waarbij nog kwam dat er onder de aan de keuring toegevoegde journalisten enkele personen waren, die in de afgeloopen periode op de meest afkeurenswaardige wijze het film- en bioscoopbedrijf in hun pers hadden belasterd, konden het Hoofdbestuur en het bestuur van de afdeeling „Het Zuiden", bij welke afdeeling alle leden zijn aangesloten, die zich onder het toe zicht der K.F.C, hebben gesteld, geen genoegen nemen. Het Hoofdbestuur achtte het raadzaam alvorens bepaalde conse quenties uit dezen gang van zaken te trekken, eerst besprekingen met het bestuur der K.F.C, te voeren, waartoe het op 27 October een verzoek tot dit college richtte. Deze besprekingen werden op 14 November ten kantore van de K.F.C, in Leiden gehouden. Dezerzijds werd daarbij het verlangen kenbaar gemaakt, dat in de K.F.C, geen journalisten, aan wie tevens de geregelde filmbe spreking in hun blad is opgedragen, aan de keuring zouden deel nemen, alsmede dat afgezien zou worden van de nakeuring van de a- en b-films en dat in geen geval in het orgaan der K.F.C, mededeelingen over de resultaten der keuringen van a- en b-films zouden worden gedaan. 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1934 | | pagina 31