1936 te houden diplomatieke conferentie te Brussel met het oog
op een wijziging der Berner Conventie zullen worden ingediend,
werd in het verslagjaar over het in 1936 in te nemen standpunt her
haaldelijk met het Parijsche Bureau gecorrespondeerd.
Voorbereid werd een tweede vergadering van het Bureau, welke
aanvankelijk nog aan het eind van 1934 zou worden gehouden, doch
werd uitgesteld tot het begin van 1935.
Meer dan ooit te voren werd in 1934 de behoefte gevoeld aan
een internationaal orgaan, dat op de wijze als ten onzent de scheids-
gerechten, internationale kwesties, welke bijna dagelijks in het inter
nationale film- en bioscoopbedrijf rijzen, te beslechten. Het Hoofd
bestuur, dat reeds vroeger pogingen heeft gedaan om vooral op
dat gebied tot internationale samenwerking te komen, welke po
gingen faalden doordat de buitenlandsche film- en bioscooporgani
saties een ander karakter dragen dan de Nederlandsche Bioscoop-
Bond, waarin filmfabrikanten, filmverhuurders en bioscoopexploi
tanten allen tezamen vereenigd zijn, vreesde dat onder de huidige
internationale verhoudingen een nieuwe poging om tot zulk een
samenwerking te komen, reeds vooraf tot mislukking zou zijn
gedoemd. Wel probeerde het Hoofdbestuur incidenteel tot het
instellen van internationale arbitragecommissies te komen. Een
zeer belangrijk geschil, dat tusschen een Franschen filmproducent
en een Nederlandschen filmimporteur was gerezen, opende hiertoe
de gelegenheid. Weliswaar kon zulk een internationale Commissie
voor de beslechting van bedoeld geschil nog niet functionneeren,
doch dezerzijds werd als uitvloeisel hiervan aan de Chambre Syn
dicale de la Cinématographie francaise voorgesteld om bij voorko
mende geschillen in samenwerking met den Nederlandschen Bio
scoop-Bond een arbitragecommissie te benoemen ter beslechting
van zulke geschillen.
Hoe noodzakelijk de instelling van dergelijke internationale com
missies is, moge wel hieruit blijken, dat bij het Hoofdbestuur in
het afgeloopen jaar niet minder dan 19 kwesties werden aanhangig
gemaakt, waarbij buitenlandsche filmondernemingen en Nederland
sche filmimporteurs en -verhuurders betrokken waren.
Kwesties met buitenlanders.
Het eerste geval betrof een film, in Praag vervaardigd, waar
van de rechten aan twee Nederlandsche filmimporteurs verkocht
waren. Door de tusschenkomst van het Hoofdbestuur werd de film
aan ons lid, dat de eerste kooper was, geleverd, terwijl aan het
36