aangemaand zich in het vervolg daarvan te onthouden.
Een door een der afdeelingen aangeklaagd lid, dat stelselmatig
de besluiten der afdeeling zou hebben ondermijnd, werd op zijn
plichten, die aan het lidmaatschap, ook van een afdeeling, ver
bonden zijn, gewezen.
Van een lid, dat zich er niet tegen verzet had, dat een spreker
tijdens een filmvertooning zich vijandig tegenover een ter plaatse
gevestigde bioscoop had uitgelaten werden waarborgen gevraagd
ter voorkoming van herhaling.
De straf van boete, ingevolge het bepaalde in art. 17 der Sta
tuten werd opgelegd:
1ten bedrage van 50.wegens eei. ongepaste reclame;
2. ten bedrage van f250.eveneens wegens een ongepaste re
clame (het beboete lid was reeds tevoren eenige malen ge
waarschuwd);
3. ten bedrage van 150.wegens overtreding van een Bonds-
besluit;
4. ten bedrage van 1000.wegens het uitlokken van opdrach
ten tot het doen vervaardigen van reclamefilms, waarvan de
opdrachtnemers van tevoren konden weten, dat de reclame
films nooit ter vertooning in de bioscopen zouden kunnen wor
den gebracht.
Een klacht tegen een lid, dat de rechten van een film aan den
klager had verkocht, terwijl deze rechten reeds aan een ander waren
overgedragen, was aan het eind van het verslagjaar nog niet af
gedaan.
Verhouding tot de afdeelingen.
In het begin van 1934 vormde zich onder een aantal leden
bioscoopexploitanten een comité, dat zich tot taak had gesteld een
bedrijfsafdeling bioscoopexploitanten te stichten. Dit comité stelde
zich met het Hoofdbestuur in verbinding, ten einde door vriend
schappelijk overleg den vorm te kunnen vinden, waarin de plannen
behoorden te worden gebracht.
Uit dit overleg werd het plan geboren om in de provincies, waar
nog geen exploitantenafdeelingen waren, zulke afdeelingen te stich-
57