waarmede de gemeenteraad zich met 8 tegen 6 stemmen vereenigde. In de gemeente Terneuzen slaagde het Hoofdbestuur er ook in Burgemeester en Wethouders te doen afzien van hun voornemen tot vaststelling eener verordening op de vermakelijkheidsbelasting, waardoor de aldaar gevestigde bioscopen met 20 van de recettes zouden zijn belast. Tot verlaging der vermakelijkheidsbelasting werd besloten in de gemeenten Aalsmeer en Wassenaar resp. van 15 tot 10% en van 20 tot 15 In de gemeente Kerkrade, waar het Hoofdbestuur na jarenlang ageeren in 1933 wist te bereiken, dat de vermakelijkheidsbelasting van 25 tot 20 werd verlaagd, trad op 1 Januari 1934 weer hel. oude heffingspercentage van 25 in werking, hoewel de gemeenteraad dezer gemeente besloten had ook voor 1934 niet meer dan 20% te heffen, De belastingverordening bleef echter vele maanden bij Gedepu teerde Staten van Limburg liggen wegens de bij dit college be staande bezwaren tegen de door den Raad der gemeente Kerkrade vastgestelde begrooting-1934. Door de tusschenkomst van het De partementvan Binnenlandsche Zaken in te roepen werd bereikt, dat eindelijk door Gedeputeerde Staten van Limburg de belastingver ordening bij verslag van 31 Augustus 1934 aan de goedkeuring </an de Kroon werd onderworpen (de Raad van de gemeente Kerk rade had de verordening op 21 September 1933 vastgesteld). Dank zij de bemoeiingen van het Departement van Binnenlandsche Zaken werd de afkondiging van de Koninklijke goedkeuring daarna be spoedigd, zoodat in de maand September 1934 de heffing van 20 (met terugwerkende kracht vanaf 1 Januari 1934) eindelijk in werking trad. In verschillende gemeenten, die den steun van het Rijk behoefden, was door den Minister van Binnenlandsche Zaken de eisch gesteld, dat de belasting op de verma kelijkheden, voor zoover het heffingspercentage lager was dan 20, moest worden opgevoerd tot 20 °/c van de entreeprijzen. In het algemeen betrof het gemeenten, waar het bioscoopbedrijf een weinig beteekenenden omvang heeft. Daar echter, voor zoover wel bioscopen in zulke gemeenten gevestigd waren, de bioscoop exploitanten zich nauwelijks onder den last eener vermakelijkheids belasting, die minder dan 20 c/< bedraagt, konden staande houden en het Hoofdbestuur vreesde, dat bij verhooging der belasting de bioscooptheaters aldaar zouden moeten verdwijnen, werd dezer zijds een onderhoud met den Minister van Binnenlandsche Zaken 8

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1934 | | pagina 8