zich niet voordoet, terwijl het door Gema incidenteel voorgedragen
cassatiemiddel ongegrond is;
Verwerpt het incidenteel beroep in cassatie;
Vernietigt op het principaal beroep het vonnis van de Arrondis-
sements-Rechtbank te Rotterdam op 22 Mei 1935 tusschen partijen
gewezen;
Verwijst de zaak naar die Rechtbank ter verdere behandeling
en afdoening met inachtneming van dit arrest;
Veroordeelt Gema in de kosten van het geding in cassatie, tot de
uitspraak van dit arrest aan zijde van Tuschinski begroot op dertig
gulden vijf cents aan verschotten en op vier honderd gulden voor
salaris.
Gedaan bij de Heeren Jhr. Feith, President, van Gelein Vitringa,
de Menthon Bake, Nypels en Servatius, Raden, en door voor
noemden President uitgesproken ter openbare terechtzitting van
den Dertienden Februari 1900 Zes en Dertig, in bijzijn van den
Advocaat-Generaal Wijnveldt.
(Geteekend) RH. FEITH.
H. J. KIST.
Uitgegeven voor grosse, door mij, Griffier
van den Hoogen Raad der Nederlanden, op
heden den negentienden Februari 1900 Zes
en Dertig, ten behoeve van de eischeres.
(Geteekend) H. J. KIST.
103