Men vreesde immers zeer terecht, dat wanneer het Bondsbesluit
zonder meer zou expireeren, de overtollige drang naar nieuwe zaken,
welke men oorspronkelijk had willen tegengaan, in veel sterkere
mate zou terugkeeren. Op die wijze zou het doel, dat men zich aan
het begin van 1935 had gesteld, niet alleen voorbij zijn gestreefd
maar zelfs het tegenovergestelde zijn bereikt.
In haar eigenlijke taak is zij tenslotte op gelukkige wijze geslaagd
en vóór den eersten Januari 1936 heeft zij haar concept, dat na een
drietal zittingen met algemeene stemmen werd aanvaard, aan het
Hoofdbestuur doen toekomen, hetwelk voor wat de grondgedachte
betreft, volledig door het Hoofdbestuur is overgenomen.
De grondgedachte van het door de Studiecommissie ontworpen
concept-„Nieuwe leden- en zakenbesluit" komt hierop neer, dat de
bestaande economische omstandigheden nog altijd van dien aard
zijn, dat het absoluut geboden geacht moet worden om van Bonds-
wege regelen vast te stellen, waarbij de oprichting van nieuwe za
ken binnen de perken van de bestaande economische omstandig
heden gehouden wordt. De Commissie heeft daarmede prijsgegeven
de idee, welke aan het vigeerend Bondsbesluit ten grondslag ligt,
n.1. dat het bedrijf hermetisch moet worden afgesloten.
In haar concept werd namelijk de mogelijkheid geopend om, in
geval de economische omstandigheden zich daartegen niet verzetten,
wel nieuwe zaken op te richten, waarbij echter elk geval getoetst
zou moeten worden aan de normen, welke hiervoor in het concept
besluit zijn gesteld. Alleen ten aanzien van het filmverhuurbedrijf
en van het bedrijf der reizende bioscopen heeft de commissie zich
op het standpunt gesteld, dat geen nieuwe zaken voorloopig tot
17 Februari 1937 in deze bedrijven mogen worden opgericht. Wat
het filmverhuurbedrijf betreft, is alleen de mogelijkheid opengelaten
voor de oprichting van een nieuwe zaak, wanneer een gewezen
leider van een bestaand filmverhuurkantoor buiten zijn schuld zijn
positie als zoodanig heeft verloren.
Het teveel aan filmverhuurkantoren en daarbij in het bijzonder
de ongelimiteerde invoer van films, zonder dat met de behoefte
rekening wordt gehouden, maken het naar de meening van de
Commissie noodzakelijk voor dezen tak van het Nederlandsche film
en bioscoopbedrijf ten spoedigste afzonderlijk nadere regelen ter
saneering vast te stellen, waarmede niet alleen het belang der film
verhuurkantoren zelve, maar ook dat van alle permanente en rei
zende bioscopen is gediend.
Voor de oprichting van nieuwe bedrijfstakken van filmfabrieken,
21