hooging der opcenten niet was te ontkomen, een speciale regeling te ontwerpen, volgens welke de bioscopen in Groningen niet dooi de verhooging van het aantal opcenten zouden worden getroffen. De pogingen van het Hoofdbestuur, om ook in de gemeente Gro ningen iets voor de leden te bereiken, hadden aan het einde van dit verslagjaar niet tot eenig succes geleid. MUZIEKAUTEURSRECHTEN. In den stand van zaken met betrekking tot de bestaande ver schillen tusschen den Bond en het Bureau voor Muziekauteursrecht ,,Buma" is in het afgeloopen jaar geen wijziging gekomen. Weliswaar zijn pogingen gedaan om tot een oplossing te komen, maar de „alles-of-niets"~tactiek, welke door de directie van het geconcessionneerde muziekauteursrechtenbureau nog steeds is toe gepast, deed al dit pogen falen. Buma deed dit moge worden toegegeven in 1935 den eer sten stap tot toenadering, zij 't dan, dat uit de desbetreffende cor respondentie bleek, dat Buma's initiatief noch oprecht, noch ernstig kon worden beschouwd. In een brief d.d. 7 Maart aan het Hoofdbestuur van den Bond poogde Buma vast te stellen, dat de rechtsvraag, ,,of de geluids film auteursrechtplichtig is", door het arrest van den Hoogen Raad van 14 Februari 1935 definitief was opgelost, zoodat naar Buma beweerde voor vertooning van geluidsfilms de toestemming van Buma evenzeer noodig was als voor het andere repertoire. Nu dus wettelijk vaststond, aldus Buma, dat de bioscopen eenige jaren onrechtmatig van zijn repertoire gebruik hebben gemaakt, meende Buma, dat het nu aan zijn Bureau stond, vast te stellen tegen welk tarief het de vereischte toestemming wilde geven. Aan arbiters, die echter zelf de procedure zouden vaststellen en verder alle vrij heid zouden hebben, wilde Buma de tarieven voor het bioscoop bedrijf laten vaststellen. Naar de meening van het Hoofdbestuur was Buma wel wat al te voorbarig geweest met zijn conclusie, dat door het arrest van den Hoogen Raad, waarvan wij ook reeds in ons jaarverslag over 1934 met een enkel woord melding hebben gemaakt en waaraan hierna nog een korte beschouwing wordt gewijd, de rechtsvraag omtrent de verschuldigdheid van auteursrechten voor geluidsfilms was op gelost. In ons antwoord lieten wij dan ook duidelijk uitkomen, dat over de rechtsvraag, die ons verdeeld houdt, nog geen definitieve be- 37

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1935 | | pagina 38