slissing gevallen was. Daarbij herinnerden wij aan de aanhangige
geschillen, in welke door de Rechtbanken te Rotterdam en te Roer
mond vonnissen gewezen waren, waarbij is beslist, dat geen
auteursrecht verschuldigd is bij vertooning van geluidsfilms, en van
welke vonnissen cassatie, resp. hooger beroep is aangeteekend.
Zelfs was de zaak GemaTuschinski, welke door den Hoogen
Raad teruggewezen was naar de Arrondissements-Rechtbank te
Rotterdam, nog niet uitgeprocedeerd. Aangezien ook uit den brief
van Buma viel op te maken, dat de directie van dat Bureau de op
lossing van de rechtsvraag, die ons verdeeld houdt, een onmisbare
voorwaarde achtte om tezamen tot een regeling te komen over de
door de Nederlandsche bioscoop-exploitanten verschuldigde
auteursrechten, meende het Hoofdbestuur, hetwelk zich ook nu
weer in beginsel tot arbitrage bereid verklaarde, dat bij zulk een
arbitrage met verschillende mogelijkheden, welke in de rechts
vraag zijn opgesloten, rekening moest worden gehouden.
Na een nutteloos heen-en-weer-geschrijf heeft het Hoofdbestuur
voorgesteld een bespreking met Buma te houden, om te komen tot
definitieve opstelling van een arbitrage-overeenkomst, doch de
directie van Buma weigerde op dat voorstel in te gaan.
De vruchtelooze briefwisseling werd dan ook door het Hoofd
bestuur besloten met de verklaring onzerzijds, „dat wij met leed
wezen geconstateerd hebben, dat onze correspondentie voor U
(Buma) blijkbaar meer ten doel had te trachten een diplomatiek
succes te behalen, dan zakelijk een resultaat tot stand te brengen"
Niettemin herhaalden wij het ook vroeger in onze correspondentie
geopperd denkbeeld, om aan onze beide raadslieden op te dragen
het tot stand komen der arbitrage voor te bereiden.
Vóór de afsluiting van onze correspondentie kwam bij onzen
rechtskundigen raadsman een brief binnen van Prof. Mr. Ph.
Suyling te 's-Gravenhage, die te kennen gaf, dat de Minister van
Justitie hem had opgedragen zijn medewerking te verleenen, opdat
het tusschen Buma en den Bond bestaand geschil door arbitrage
tot oplossing zou komen.
Hierover werden tusschen onzen rechtskundigen raadsman, den
Bondsvoorzitter en den Bondsdirecteur met Prof. Suyling bespre
kingen gevoerd, waarvan openbaarmaking in dit verslag niet ge
past zoude zijn. Wel kan worden medegedeeld, dat onzerzijds een
oplossing van de bestaande moeilijkheden aan de hand werd ge
daan, doch het was wederom Buma, hetwelk de door ons voor
gestelde oplossing van de hand heeft gewezen.
Met het gevolg, dat Prof. Suyling, die zich veel moeite heeft
38