De Plaatselijke Commissie van Toezicht op de Bioscopen in de
betreffende gemeente, had niet alleen den heer van Staveren daar-
van in kennis gesteld, maar zich ook bij B. en W. daarover be
klaagd, met het gevolg, dat het gemeentebestuur ingevolge art. 10
der bioscoopwet aan den betreffenden bioscoopexploitant een waar
schuwing heeft doen toekomen.
Het Hoofdbestuur achtte deze waarschuwing, en zooals hier-
voren betoogd ook de opvatting van den heer Voorzitter der Cen
trale Commissie, ongewettigd. Zoowel aan B. en W. der betref
fende gemeente, als aan den heer Voorzitter der Centrale Commis
sie gaf het Hoofdbestuur in een uitvoerig schrijven te kennen, dat
geen enkele grond aanwezig was om op de door het betreffende lid
gebezigde reclame eenige aanmerking te maken, en dat het niet ge
rechtigd was een waarschuwing als bedoeld in art. 10 der bioscoop
wet, aan den betrokken vergunninghouder te doen toekomen. Zelfs
in het geval, dat wèl op de gebezigde courantenreclame aanmerking
gemaakt zoude zijn kunnen worden, zouden naar de meening
van het Hoofdbestuur B. en W. de bevoegdheid missen om voor
zulk een feit, (art. 7, 3e wordt immers geacht afbeeldingen in dag
bladen vrij te laten), een maatregel op grond van deze wet toe te
passen.
Kwesties met buitenlanders.
Behalve de hiervoren bedoelde klachten over ongerechtighe
den, zulks in verband met art. 17 van de Statuten, had het Hoofd
bestuur in het afgeloopen jaar ook weer een groot aantal kwesties
te behandelen, die gerezen waren tusschen buitenlandsche film-
verkoopers met onze leden-filmimporteurs en filmverhuurders.
Ten aanzien van 17 dezer kwesties heeft de interventie van het
Hoofdbestuur eenig resultaat gehad en wel in dezen zin, dat het
Hoofdbestuur er in slaagde partijen tot elkaar te brengen. Zéér tot
zijn leedwezen was het Hoofdbestuur genoodzaakt tegen twee
buitenlandsche filmverkoopers te waarschuwen op grond, dat deze
filmverkoopers zich trachtten te onttrekken aan hunne verplichtin
gen, welke zij contractueel tegenover onze leden hadden aan
gegaan.
67