film- en bioscoopbedrijf, dat het zich van deze evolutie voortdu
rend bewust is geweest!
De herdenking van het 40-jarig bestaan der Cinematographie.
De plannen tot de herdenking van het veertig-jarig bestaan der
cinematographie, waartoe de vice-voorzitter, de heer B. D. Ochse,
reeds in het begin van 1935 het initiatief heeft genomen, zijn door
het Hoofdbestuur in de jaarvergadering van Maandag 6 Mei voor
't eerst aan de orde gesteld, en tijdens de behandeling der begroo-
ting-1935 werd besloten aan het Hoofdbestuur een crediet te ver
strekken van 1000.ter voorziening in de kosten, verbonden
aan het organiseeren dezer herdenking.
Door de aanvaarding van dezen stelpost sprak de vergadering
tevens den wensch uit, dat de plannen van het Hoofdbestuur zou
den worden verwezenlijkt.
Ter aanvulling van dit crediet werd in de ledenvergadering van
30 September opnieuw een post van 9000.uitgetrokken, tenein
de de herdenking te kunnen financieren.
Terstond na de vaststelling der begrooting 1935 heeft het Hoofd
bestuur een commissie, de zgn. Herdenkingscommissie doen samen
stellen uit vertegenwoordigers van Hoofdbestuur en Afdeelingsbe-
sturen, die in het gebouw van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
geïnstalleerd werd.
De volgende heeren hadden er zitting in:
A. H. Boekraad (voorzitter), H. Ehrlich (penningmeester), A.
de Hoop (secretaris), André de Jong, Joh. Miedema, B. D. Ochse
en P. van Twisk, terwijl de heeren:
J. van Bentum, J. Kroonenberg, W. Peters, D. Pinto, R. Uges Jr.
en J. Wessel als plaatsvervangende leden fungeerden.
Het Dagelijksch Bestuur werd gevormd door de heeren:
A. H. Boekraad, A. de Hoop en H. Ehrlich.
Deze Commissie toog energiek aan het werk en reeds in den
loop van de maand Juli was zij in staat de resultaten harer bemoei
ingen ter kennis van het Hoofdbestuur te brengen. Blijkens het rap
port der herdenkingscommissie werd het standpunt inqenomen, het
welk door aanvaarding van het rapport ook door het Hoofdbestuur
werd qedeeld, dat bij de herdenking luidruchtig feestvertoon zooveel
mogelijk behoorde te worden vermeden, doch dat zij de waardig
heid van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf zooveel mo
gelijk diende te steunen en op te voeren.
De Commissie heeft zich voorts in verbinding gesteld met den
7