toestemming Tuschinski noch van haar, noch van haar daartoe ge
machtigde heeft verkregen;
Overwegende, dat Tuschinski daartegen heeft aangevoerd, dat
Becce bij het ontvangen van de opdracht eens en voor al ten be
hoeve van Sokal van al zijn uit de vertooning of geluidsvoortbren-
ging van die film voortspruitende auteursrechten heeft afstand ge
daan of die rechten aan Sokal heeft overgedragen;
Overwegende, dat de Kantonrechter te Rotterdam den eisch
heeft toegewezen omdat hem gebleken was, dat Becce reeds in
1929 zijn rechten, waaronder ook het in dit geding ter sprake
zijnde aan Gema had overgedragen en Tuschinski derhalve tever
geefs een beroep doet op aan Sokal overgedragen rechten;
Overwegende, dat de Rechtbank dit vonnis heeft vernietigd en
de vordering heeft ontzegd op overweging, dat Becce wel op het
afzonderlijk in de film opgenomen muziekwerk als .Aparte compo
sitie" auteursrecht heeft, maar dat ,,de vraag of Becce zijn auteurs
recht op die compositie reeds aan Gema kon overdragen, vóórdat
zij ontstaan was en of hij dat recht overgedragen heeft, geen be
antwoording behoeft, omdat zulk een overdracht het auteursrecht
op de geluidsfilm, het verzamelwerk, niet zou kunnen schaden";
Overwegende, dat tegen deze beslissing gericht is het cassatie
middel, luidende:
Schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, 2, 5, 10.
12, 13 en 14 van de Auteurswet 1912,
doordat de Rechtbank, na te hebben vastgesteld, dat de door
verweerster openbaar gemaakte geluidsfilm is een verzamelwerk
in den in de eerste rechtsoverweging bedoelden zin. en dat de
rechtsvoorganger van eischeres de maker is van een afzonderlijk
daarin opgenomen muziekwerk, en na te hebben vastgesteld, dat
verweerster het recht tot openbaarmaking van het verzamelwerk
heeft gehuurd van de rechtsopvolgster van den maker van dat
verzamelwerk, heeft overwogen, dat verweerster niet onrechtmatig
heeft gehandeld door het publiek de geluidsfilm in beeld en klank
te doen waarnemen, en op dien grond de vordering heeft ontzegd,
ten onrechte en in strijd met de aangehaalde wetsartikelen, daar
het auteursrecht van den maker van een werk van letterkunde,
wetenschap of kunst onverlet blijft, wanneer dit werk wordt op
genomen in een verzamelwerk in den door de Rechtbank bedoel
den zin, waaruit volgt, dat verweerster zich tegenover eischeres
niet kan beroepen op rechten, die zij ontleent aan den maker van
het verzamelwerk;
Overwegende hieromtrent:
dat op den voorgrond dient gesteld, dat de beslissing der Recht
bank aldus is te verstaan, dat Sokal aan het enkele feit, dat zij de
maker van het verzamelwerk is, het recht ontleent dit werk in het
openbaar uit te voeren en door anderen te laten uitvoeren, on
verschillig of Becce wellicht reeds, vóór hij de opdracht van Sokal
kreeg, op rechtsgeldige wijze het auteursrecht op de hier bedoelde
compositie aan Gema had overgedragen;
dat het middel terecht tegen deze stelling opkomt, daar de
96