dat zekere Becce te Berlijn de muziek van die film in opdracht van Sokal heeft gecomponeerd; dat eischeres in cassatie (hierna te noemen Tuschinski) die ge luidsfilm op 1 Maart 1933 in het openbaar in Rotterdam heeft vertoond, na haar daartoe te hebben gehuurd van den rechtsopvol ger van Sokal; dat verweerster in cassatie (hierna te noemen Gema) van Tuschinski schadevergoeding heeft gevorderd, omdat Becce aan haar Gema het uitsluitend recht heeft overgedragen om de muziek, welke de genoemde film illustreert, in het openbaar uit te voeren en daarvoor aan derden toestemming te verleenen, welke toestemming Tuschinski van haar, noch van haar daartoe gemach tigde heeft verkregen; dat Gema zich ter ondersteuning van de stelling, dat zij in Maart 1933 het auteursrecht op die muziek bezat, in de eerste plaats heeft beroepen op een acte van overdracht van Mei 1929; Overwegende, dat bij voormeld arrest een eerder in deze zaak door de kechtbank te Rotterdam gewezen vonnis is vernietigd, waarna de Rechtbank bij het thans bestreden vonnis heeft beves tigd het op 12 Januari 1934 door den Kantonrechter te Rotterdam in deze zaak gewezen vonnis, waarbij aan Gema haar eisch is toegewezen tot een bedrag van 10. dat de Rechtbank daarbij heeft overwogen: dat volgens artikel 2 der Auteurswet 1912 het auteursrecht een roerende zaak is en door middel van een onderhandsche akte kan worden overgedragen; dat de componist Becce blijkens de productie bij akte van 29 Mei 1929 die door de notarieele verklaringen eronder een „date cer- taine" draagt, heeft verklaard in aansluiting op zijn toetreding tot de Gema van 8 Februari 1919 voorzoover ten deze van belang ,,Ich übertrage demnach hiermit alle mir zustehenden musi- kalischen Aufführungs-, Text- und Sende-rechte ausschliesslich der Gema und zwar an allen Werken, sowohl an schon geschaffenen wie, an noch zu schaftenden"; dat Becce door deze akte, die dus is opgemaakt, vóórdat Sokal aan Becce in 1932 opdracht tot het maken van de muziek voor de film gaf, over welker inhoud en dagteekening tusschen partijen geen geschil is, ook aan Gema heeft overgedragen het auteurs recht op alle muzikale werken, (behoudens hier niet ter zake doen de uitzonderingen), die hij na 29 Mei 1929 zou maken, derhalve al zijn toekomstige muzikale auteursrechten; dat het auteursrecht op muziekwerken, in de toekomst door een componist te vervaardigen, een voldoende bepaalbaar object is en als toekomstige zaak het onderwerp van een overeenkomst kan uitmaken; dat de Rechtbank derhalve de vraag of Becce, toen hij de op- 99

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1935 | | pagina 98