c. dat het recht tot opvordering van de toegangsgelden ophoudt te bestaan, zoodra die gelden met andere gelden vermengd •worden of door andere goederen worden vervangen; Overwegende hieromtrent: ad a.: dat het hierbij vermelde op zichzelf juist is, doch uit niets is af te leiden, dat dit niet door den Wetgever is gewild, en dit ook geheel1 past in het in de conclusie van eisch in hooger beroep door appellante ontwikkelde systeem, dat de wetgever onder alle omstandigheden schending van auteursrecht heeft willen voorkomen; ad b.: dat, ook al zou de bevoegdheid tot inbeslagneming zonder noodzaak in artikel 28 zijn vermeld, dit geen voldoende grond op levert om aan dit artikel eene zoo onaannemelijke beteekenis toe te kennen als door appellante wordt gedaan, nu de bewoordingen van het artikel hiertoe geenszins dwingen; ad c: dat hieruit slechts kan volgen, dat het in zeer vele ge vallen practisch onmogelijk zou zijn de in meergemeld artikel 28 bedoelde toegangsgelden op te vorderen zonder dat deze te voren in beslag zijn genomen; Overwegende, dat blijkens het bovenstaande gemelde grief onge grond is; Overwegende, dat de tweede grief van appellante zich richt tegen het door den President uitgesproken bevel tot opheffing van de door appellante ten deze gelegde beslagen en de intrekking door den President van het verleend verlof tot het leggen van die beslagen; Overwegende, dat het door appellante in deze betoogde in hoofd zaak hierop neerkomt: dat de navolgende feiten zijn komen vast te staan: 1dat Gronostay is de maker van de muziek, deel uitmakende van de geluidsfilm „Savoy Hotel 217"; 2. dat Gronostay als lid der AKM (Genossenschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger) te Weenen aan deze schrif telijk voor alle landen de uitsluitende beschikking over alle hem toekomende en tijdens den geldigheidsduur van zijne over eenkomst met de AKM door hem te verwerven muziekauteurs- rechten (waaronder Tonfilm-Aufführungsrecht) heeft overge dragen; 3. dat de AKM met appellante eene wederkeerige overeenkomst heeft gesloten, krachtens welke appellante het uitsluitend recht heeft in Nederland zelfstandig met betrekking tot de vorenbe doelde muziekauteursrechten op te treden; 104

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 102