teekenden van een heftige campagne alsook van tal van ongere geldheden in andere gemeenten. Een en ander had begrijpelijk tot gevolg, dat de demonstranten bij den rechter terecht kwamen. Bij de behandeling van deze zaken trok het de aandacht, dat tal van gemeentelijke politieverordeningen zoo gebrekkig geredigeerd waren, dat gelegenheden van openbaar vermaak, als bijv. een bio scoop, daarin slechts gerubriceerd konden worden onder „tappe rijen". In dit opzicht bleken derhalve zoodanige lacunes te bestaan, dat wij den tijd gekomen moesten achten om een lans te breken voor het tot stand brengen van wettelijke regelen met betrekking tot de orde ir_ bioscopen. Een goede stap in deze richting was daarop de aanvulling van de algemeene politieverordening, zooals deze door de Commissie voor de Strafverordeningen te Amsterdam aan den Raad werd voor gesteld. Deze Commissie schreef o.m. aan den Raad: ,,De ordeverstoringen bij tooneel- en bioscoopvoorstellingen, welke eenigen tijd geleden hebben plaats gevonden, hebben de wen- schelijkheid doen blijken van het opnemen in de Algemeene Politie verordening van een bepaling, op grond waarvan snel tegen der gelijke ordeverstoringen kan worden opgetreden. Voorgesteld wordt de strafmaat te bepalen op een geldboete van ten hoogste 75.of hechtenis van ten hoogste twaalf dagen, terwijl voorts de mogelijkheid van verbeurdverklaring van de voorwerpen, waarmede de overtreding is gepleegd, ware te scheppen." De gemeenteraad van Amsterdam heeft vervolgens besloten de Politieverordening in dien geest te wijzigen. Dit voorbeeld werd o.m. gevolgd door den gemeenteraad van Haarlem. 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 10