den Nederlandschen Bioscoop-Bond voor het eerst een buiten staander in een van zijn advies-colleges, en wel in een zoo belang rijk orgaan, als het onderhavige, had willen betrekken. De Voorzitter van de Commissie N. Z., de heer Mr. G. M. Greup, gaf in zijn antwoord aan den Bondsvoorzitter als zijn ver moeden te kennen, dat de taak van de Commissie N. Z. ver van gemakkelijk zou zijn, aangezien hij er zich van bewust was, dat er inderdaad groote belangen op het spel stonden bij de te nemen beslissingen. In het bijzonder vestigde Mr. Greup er de aandacht op, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond door het in het leven roepen van dit Nieuwe Leden- en -Zakenbesluit een poging ondernam tot interne bedrijfsordening en hij achtte het een verdienste, dat de leiding van den Bond hiertoe in staat was gebleken, temeer waar vele groepen van ondernemingen tegenwoordig een beroep deden op de Over heid, zonder dat daardoor nochtans het gewenschte effect werd be reikt. Het had hem gefrappeerd, hoezeer concreet en doorwrocht dit Nieuwe Leden- en -Zakenbesluit was en hij achtte het opmerkelijk, dat het woord „Overheid" daarin geen enkelen keer werd genoemd. Na nog een parallel getrokken te hebben tusschen de door den Minister van Economische Zaken ingediende „Ontwerp-Vestigings wet" en het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" van den Bond, sprak hij als zijn overtuiging uit, dat hij, hoewel hij niet over speciale deskundigheid beschikte inzake aangelegenheden het bioscoop-i bedrijf betreffende, het Bureau van den Nederlandschen Bioscoop- Bond, dat den roep had uitstekend geoutilleerd te zijn, alsmede de leden van de Commissie, welke allen wèl deskundig waren, hem zijn taak zouden vergemakkelijken. Inderdaad is de taak der Commissie Nieuwe Zaken ver van gemakkelijk gebleken. In tegenstelling met de verwachting, dat wegens de strenge for muleering van de in het Besluit gestelde normen, de aanvragen om vergunning wel niet in overstelpende mate zouden binnenkomen, is dit aantal in den loop van het jaar toch nog tot een zoodanigen omvang gegroeid, dat gedurende het geheele jaar vrij regelmatig zittingen moesten worden gehouden. In totaal heeft de Commissie 39 aanvragen om vergunning tot vestiging van een nieuwe zaak te behandelen gekregen. Eén dezer aanvragen is ingetrokken, voordat een beslissing was genomen, zoodat het totaal aantal beslissingen 38 bedraagt. De Commissie heeft aanvankelijk in 19 gevallen vergunning ver leend en deze eveneens in 19 gevallen geweigerd. 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 15