gesteld. Deze eischen maken het immers veeleer noodzakelijk, dat
de prijzen op peil worden gehouden.
Had dan ook het Hoofdbestuur zich, voorzoover de waardigheid
en het belang van het bedrijf in het algemeen geen gevaar liepen,
tot nog toe angstvallig verre gehouden van welk ingrijpen in de
interne zakenmethoden van zijn leden dan ook, de chaos, welke
door de entreeprijsverlaging dreigde te worden aangericht, maakte
een bereddering van den daardoor ontstanen toestand urgent en
noodzaakte de Bondsleiding haar bemoeiingen ook op dit terrein
uit te strekken.
Meermalen waren vroeger door de Afdeelingsbesturen vrijwillig
pogingen ondernomen tot een overeenkomst te geraken, waarbij
de minimum-entreeprijzen werden gelimiteerd. O.a. was zulks het
geval in Rotterdam. Ook had de Afdeeling „Het Zuiden" in het
begin van dit jaar met betrekking tot deze kwestie vergaderd. De
leden, die bioscopen exploiteeren in Limburg en Oost-Brabant,
kwamen toen ten aanzien van een minimum-entreeprijzen-regeling
in beginsel tot overeenstemming.
Reglementeering noodzakelijk geworden
Meer en meer drong zich echter de noodzakelijkheid op, dat
er maatregelen van Bondswege moesten worden genomen om voor
het geheele land een afdoende oplossing te bereiken.
De uitgifte in het voorjaar van goedkoope entreebiljetten voor
de zomermaanden door een van de groote theaters in Amsterdam,
waarbij de laagste prijs 25 cent bedroeg, vormde daartoe een ge-
reede aanleiding.
Zoodra deze verlaging openlijk was aangekondigd, zijn de Be
sturen van de Afdeeling Amsterdam en van de Bedrijfsafdeeling
Filmverhuurders, den ernst van den hierdoor geschapen toestand
inziende, onmiddellijk in vergadering bijeen gekomen om te over
wegen, welke stappen genomen moesten worden De vrees was
immers gewettigd, dat door de meergenoemde uitgifte van goed
koope biljetten door een der groote theaters in de hoofdstad een
sterke reactie zou worden gewekt, die de theaters, welke nog
normale entreeprijzen hieven, naar omlaag zou meesleuren en zoo
een prijzenstrijd zou ontketenen, die voor het bedrijf uiteindelijk
niet anders dan ruïneuze gevolgen kon hebben.
Op 18 April heeft de Afdeeling Amsterdam van den Bond zich
in een motie tot het Hoofdbestuur gewend, waarin zij dit Bestuti'"
verzocht onverwijld met voorstellen bij de Algemeene Vergadering
22