der televisie al dan niet zal berusten op het gebruik maken van films, of de exploitatie der televisie zal geschieden middels het radiotoestel in de huiskamer of middels ruimten voor openbare doeleinden en van welken invloed de televisie door haar verwant schap met het filmbeeld zal kunnen zijn op de structuur van het film- en bioscoopbedrijf. De Commissie had voorts tot taak het Hoofdbestuur voortdurend en zoolang noodig van voorlichting te dienen met betrekking tot het televisie-vraagstuk in zijn geheelen omvang, weshalve zij op gezette tijden rapport heeft uit te brengen van haar bevindingen, aanstonds heeft te waarschuwen, wanneer belangrijke en ingrijpende wijzigin gen op til mochten zijn, van advies te dienen bij desbetreffende, eventueel voorkomende gelegenheden en eventueel concrete voor stellen te doen inzake de houding, welke het Hoofdbestuur nopens het televisie-vraagstuk zou hebben aan te nemen. De Voorzitter van de Commissie, de heer E. Alter, wees er in zijn antwoord op, dat prominenten in het filmbedrijf de beteekenis, welke de televisie met betrekking tot het film- en bioscoopbedrijf gaat krijgen, onderschatten. Hij achtte het daarom des te verheu gender, dat het Hoofdbestuur een andere opvatting was toegedaan en door de instelling van deze Commissie blijk gaf van een juist inzicht. Ook in 1926 immers, aldus de Voorzitter der Commissie, stonden de leiders van eenige der grootste filmproductiemaatschap pijen in Amerika sceptisch tegenover de geluidsfilm. De onderschat ting van de geluidsfilm echter, ook in ons land, heeft tot gevolg gehad, dat het film- en bioscoopbedrijf bij haar komst totaal onvoor bereid was en destijds kapitalen zijn verloren gegaan, omdat niet tijdig maatregelen waren genomen, waardoor een behoorlijke over gang gewaarborgd wordt. De Commissie toog aanstonds aan het werk om zich zoo goed mogelijk van de haar opgelegde, voorwaar niet gemakkelijke taak te kwijten. Reeds op 28 September kwam zij voor het eerst in ver gadering bijeen en nadat een vijftal vergaderingen was gehouden, kwam zij nog in dit jaar tot overeenstemming over een bepaald aan het Hoofdbestuur te geven advies nopens een Bedrijfsbesluit inzake een televisieclausule in filmcontracten. Advies nopens een Bedrijfsbesluit. Blijkens dit advies achtte de Commissie het niet uitgesloten, dat de televisie binnen afzienbaren tijd in den een of anderen vorm 38

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 38