gemiddelde toegangsprijs liep over de periode 1930/1936 met bijna 37achteruit, terwijl het bezoek per inwoner over hetzelfde tijd vak met bijna 29vooruitging. Ten aanzien van het vorig jaar bedroegen laatstgenoemde percentages resp. 7 (minus) en ruim 3 (plus). In 's-G ravenhage, waar de theatercapaciteit met circa 50 r/c sedert 1930 is opgevoerd, zien we een kleine stijging der recettes ten opzichte van het basisjaar, en wel van 2% Als we het be zoek aan de intusschen in de residentie gevestigde journaaltheaters niet in aanmerking nemen, is het bioscoopbezoek sedert 1930 met circa 37% toegenomen. De gemiddelde entreeprijs is sedert 1933 verminderd met 33i/3%.*) De onzuivere opbrengst der vermakelijkheidsbelasting op bio scopen geeft dit jaar in de gemeente 's-Gravenhage in vergelijking met het vorig jaar een stijging te zien met ruim 8 Hoewel de ons ter beschikking staande gegevens eenerzijds een voortdurende toename te zien geven van het aantal bioscoopbezoe kers, hetgeen ongetwijfeld tot voldoening stemt, mogen wij ander zijds niet verhelen: eerstens, dat wat de groote steden betreft uit de Amsterdamsche en Haagsche cijfers blijkt zulks overduide lijk de stijging van het bezoekersaantal ten achter is gebleven bij de uitbreiding van het theaterpark, en tweedens, dat ondanks de constante progressie van het bezoekersaantal de ontvangsten gedurende de laatste jaren sterk, wij zouden haast zeggen buiten iedere verhouding zijn teruggeloopen. In vergelijking met het vorig jaar zijn de ontvangsten in de groote steden nagenoeg gelijk geble ven. In de voornaamste gemeenten van ons land viel echter, voor zoover we althans over de cijfers konden beschikken, in tegenstel ling met de hiervoor genoemde hoofdsteden, een achteruitgang van de recettes te constateeren. Alleen Utrecht maakte een gunstige uitzondering door den achteruitgang in 1935 (11 in het afge- loopen jaar in te halen. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen, dat de depre ciatie van den gulden een ongekende inzinking in ons bedrijf teweeg heeft gebracht. Het publiek nam zijn vlucht een tijdlang in goederen en ondanks een betrekkelijke rust heeft er onzekerheid geheerscht, een onzekerheid, waaraan een bedrijf als het onze uiteraard wel het eerst en het meest ten offer vallen moest. 4 De gemiddelde entreeprijs bedroeg afgerond in Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam in 1930 resp. 56, 66 en 65 cent en in 1936 resp. 39, 44 en 41 cent.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 4