br n van inkomen beschouwen, hetgeen in het onderhavig geval
neer onbillijk moest worden geacht.
De betreffende exploitant liet het er echter niet bij zitten en wist
de kwestie voor den Raad van Beroep te Roermond te brengen,
welk College besliste, dat er in dit geval sprake was van een uit
breiding van het bedrijf en derhalve niet van -en nieuwe, afzon
derlijke bron van inkomsten.
De Vermakelijkheidsbelasting.
De zwaarste en meest onbillijke last, waaronder het bedrijf ge
bukt gaat, is echter nog altijd de vermakelijkheidsbelasting.
Wij zijn niet moede geworden <>lke gelegenheid aan te grijpen om
de onbillijkheid dezer heffing, die de exploitatie van de bioscopen
zoo noodeloos zwaar maakt, aan de kaak te stellen.
In het verslag over 1936 wezen wij erop, dat de gemeenten in
vele gevallen hoe langer hoe meer afhankelijk werden van het
Rijk. en de Regeering derhalve bij de vaststelling van het percen
tage der vermakelijkheidsbelasting een woordje was gaan mee
spreken.
Door dit ingrijpen van Regeeringswege liet het zich aanzien, dat
her bezwaarlijk ging worden om vooral in die gemeenten, waar
het zoozeer noodig zou zijn, omdat het bioscoopbedrijf aldaar als
gevolg van den druk der fiscale lasten niet meer rendabel was te
maken, tot belastingverlaging te geraken.
Hoewel in vele gevallen de bioscopen opnieuw door' een ver
hooging van lasten werden getroffen, mede als gevolg van het
optreden van de Colleges van Gedeputeerden, mogen wij niet ont
kennen, dat men op het Departement van Binnenlandsche Zaken
in het algemeen meer begrip toonde voor onze moeilijkheden.
Mochten wij al niet tot een verlaging van de geldende heffingen
geraken en zagen wij ook in dit jaar een verdere verschuiving van
het heffingspercentage naar de 20, dat neemt niet weg, dat men
ook bij de Overheid er meer en meer van overtuigd begint te raken,
dat met een heffing van 20 °/c de grens der draagkracht van de
exploitanten, zooal niet is overschreden, dan toch bedenkelijk is
genaderd.
Een bewijs daarvan hebben wij gemeend te mogen zien in de
toezegging van den Minister van Binnenlandsche Zaken, dat in
die gemeenten, waar de bioscoopexploitaties als gevolg van de in
gevoerde belastingverhoogingen ongunstig blijken te zijn beïnvloed.
55