Het nadeel, hierdoor ontstaan, is zeer groot geweest en heeft zijn
stempel gedrukt op het heele jaar 1936.
Afbrokkeling entreeprijzen.
Een van de voornaamste oorzaken van de minder gunstige be-
drijfsuitkomsten moet voorts gezocht worden in de prijzenpolitiek,
welke door tal van leden onder den druk der tijdsomstandigheden
moest worden gevolgd.
Een aantal gegevens moge de voortdurende afbrokkeling, waar
aan de entreeprijzen de laatste jaren onderhevig waren, illustreeren.
In Amsterdam vertoont het aantal verkochte entreebewijzen
in de prijzenklasse t/m ƒ0,10 over de jaren 1930/1936 een toename
van 79,5!%, in de klasse van ƒ0.11ƒ0,25 een toename van
130,4 in de klasse van 0,260,50 een toename van 39,9 in
de klasse van ƒ0,51ƒ0,75 een teruggang van 4;%, in de
klasse van ƒ0,76ƒ1.een teruggang van 52'%, in de klasse
van 1,011,50 een teruggang van 93,9%.*)
'sGravenhage geeft sedert 1930 te zien in de prijzenklasse
t/m 0,20 een toename van 608 in de klasse van 0,21 t/m 0.30
een toename van 782 in de klasse van 0,31 t/m ƒ0,50 een toe
name van 102in de klasse van ƒ0,51 t/m ƒ0,75 een toename
van 15 in de klasse van ƒ0,76 t/m 1.een teruggang
van 27%, in de klase van ƒ1,01 t/m ƒ1,50 een teruggang van
51 in de klasse van 1.51 t/m 2,een teruggang van 80'%.*)
In Rotterdam onderging sedert 1930 het aantal entreeprijzen
tot 0,10 een vermeerdering met niet minder dan 859 en ook in
vergelijking met 1935 viel alsnog een stijging te constateeren van
139,8%. In de prijzenklasse van ƒ0,11ƒ0,25 was er over de
jaren 1930/1936 een vermeerdering van 214,2 in de klasse van
ƒ0,26ƒ0,50 een vermeerdering van 38%, in de klasse van
0,510,75 daarentegen een vermindering van 42,8 en
in de klasse van ƒ0,76ƒ1,een vermindering van 65,7%, in
de klasse van 1,011,50 een vermindering van 92,2 In de
drie laatstgenoemde prijzenklassen zette de daling zich ook voort
ten opzichte van 1935. Van den kaartenverkoop boven 1,50 bleef
in het geheel niets over.
Het zou ons te ver voeren, wanneer wij aan het vorenstaande
5
Het verloop van de hooger gelegen prijzenklassen kunnen we gevoeglijk
buiten beschouwing laten, aangezien deze thans zelfs in het geheel geen rol
meer spelen.