bestuur sterk den indruk misleid te zijn, want de inhoud van de film was veeleer in overeenstemming met den titel van de aan ons lid verkochte film dan met den titel, waaronder zij werd uit gebracht. Daar afdoende opheldering achterwege bleef, ging het Hoofdbestuur ertoe over een waarschuwing tegen den hierbedoel- den producent uit te vaardigen. Er werd echter een nieuwe film eveneens met de eerder bedoelde actrice als hoofdvertolkster op stapel gezet, echter door een nieuwe maatschappij. Het gedupeerde lid-filmimporteur deed daarop onmiddellijk opnieuw een beroep op de bescherming van het Hoofdbestuur, zich daarbij op het standpunt stellende, dat de nieuwe maatschappij slechts een geca moufleerde voortzetting was van de onderneming, die met de na koming harer verplichtingen tegenover ons lid in gebreke was gebleven. Een ander lid van den Bond, dat op de nieuwe film reflecteerde, beweerde echter, dat de nieuwe onderneming niets met de oude uitstaande had. Te dezer zake heeft het Hoofdbestuur, dat vreesde andermaal misleid te zullen worden, een grondig onderzoek inge steld en het zond zelfs een deputatie, bestaande uit de heeren D. Hamburger Jr., C. S. Roem en A. de Hoop, resp. Voorzitter, Vice-Voorzitter en Bondsdirecteur naar Weenen, waar de produ cent zijn bedrijf had gevestigd, ten einde ter plaatse alles haarfijn uit te zoeken. Daarbij kwam vast te staan, dat inderdaad de bij deze zaak betrokken personen er meerdere maatschappijtjes op nahielden. Camouflage kon dan ook wel aanwezig geacht worden. Echter bleek anderzijds, dat de film in kwestie op grond van bezwaren, opgeworpen door de autoriteiten van een land, hetwelk voor de exploitatie dezer film onontbeerlijk was, vooralsnog niet vervaardigd was kunnen worden. Mede op grond van de desbe treffende bepalingen van het contract tusschen ons lid en de productie-onderneming volgde daaruit, dat ons lid op de nieuwe film geen aanspraken kon doen gelden. Het heeft het Hoofdbestuur in deze zaak onaangenaam getroffen, dat een der andere leden-filmimporteurs zich voor de nieuw te ver vaardigen film dermate interesseerde, dat het vlot verloop van het onderzoek daardoor ernstig belemmerd werd. Het Hoofdbestuur heeft hierin aanleiding gevonden den leden-filmimporteurs en -verhuurders er per rondschrijven van in kennis te stellen, dat, indien ten opzichte van een buitenlandschen filmproducent een waarschuwing door het Hoofdbestuur wordt verzonden, elk contact met dien producent verbroken moet worden. In een geval, waarbij een der leden-filmimporteurs gedupeerd 76

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 76