den exploitant te dezer zake een onderzoek in te stellen; vóórdat
het onderzoek beëindigd was, zijn partijen echter een minnelijke
schikking aangegaan.
Verschillende malen zijn aan de Commissie van Geschillen strijd
vragen over de uitlegging van contractclausules ter beoordeeiing
voorgelegd, terwijl meermalen de hulp van de Commissie is inge
roepen bij moeilijkheden, die ontstaan waren, doordat als gevolg
van het prolongeeren van films, andere films niet konden worden
ingezet. Zoo heeft de Commissie o.a. in een geval, waarbij de reeds
vastgestelde inzetdatum van een film tegen den wil van den film
verhuurder werd opgeschoven, omdat een andere film in hetzelfde
theater moest worden geprolongeerd, den betreffenden exploitant
tot betaling eener schadevergoeding veroordeeld.
Een tweetal belangwekkende geschillen hadden betrekking op
clausules, voorkomende in contracten tusschen journaaltheaters en
filmverhuurders, waarbij aan de filmverhuurders beperkingen
waren opgelegd ten aanzien van het leveren der betreffende films
aan andere journaaltheaters; de Commissie heeft daarbij tevens
vastgesteld, dat een bioscooptheater, hetwelk ter gelegenheid van
bijzondere gebeurtenissen incidenteel tot het geven van journaal
voorstellingen gedurende korten tijd overgaat, terwijl daarnaast de
gewone exploitatie (vertooning van filmprogramma's, waarvan
een groot filmwerk den hoofdschotel vormt, aangevuld met jour-
naalfilms en andere korte films) blijft gehandhaafd, niet als een
journaaltheater kan worden gekwalificeerd.
In een geschil tusschen een exploitant en een filmverhuurder
heeft de Commissie uitspraak gedaan, dat aan dien exploitant zijn
vordering, gebaseerd op het niet leveren van een bepaalde film,
moet worden ontzegd, daar de filmverhuurder zich terecht kon
beroepen op overmacht als bedoeld in artikel 24 van de Bonds-
voorwaarden.
Voorts moge nog gememoreerd worden een door de Commissie
gewezen uitspraak, waarbij een exploitant van een reizende bio
scoop tot betaling eener schadevergoeding werd veroordeeld, op
grond, dat hij een door hem gehuurde film, in strijd met het be
paalde in sub 4b van het Bedrijfsbesluit inzake Reizende Biosco
pen, had vertoond in een gemeente, waarin een bioscooptheater
was gevestigd, hetwelk genoemde film eveneens had gehuurd en
deze film nog niet had vertoond.
In den loop van het jaar 1936 is herhaalde malen gebleken, dat
het vragen om uitstel van de behandeling van geschillen lang
zamerhand zoozeer toeneemt, dat hiertegen eerlang bepaalde voor-