zoekschrift omschreven filmvoorstellingen van geïntimeerde, een en
ander bij vonnis uitvoerbaar op minuut;
dat appellante deze vordering heeft bestreden;
dat de President bij gemeld vonnis, na te hebben vastgesteld, dat
de gronden waarop het verzoek van geintimeerde tot opheffing der
beslagen berust aldus kunnen worden samengevat: 1het auteurs
recht van Gronostay op de ten gehoore gebrachte muziek is niet
aan appellante overgedragen; geintimeerde had dus de toestemming
van appellante niet noodig; appellante heeft ook niet uit anderen
hoofde de bevoegdheid om de auteursrechten van den componist
„suo jure" (bedoeld is: ten eigen name) uit te oefenen;
2) Gronostay heeft de muziek gecomponeerd in opdracht en voor
rekening van de Universum Film Aktiengesellschaft (Ufa) te Ber
lijn, na met deze schriftelijk te zijn overeengekomen, dat hij daar
voor een honorarium zou ontvangen van R.M. 8500.en dat hij
aan de genoemde Aktiengesellschaft alle auteursrechten op zijn
schepping overdroeg, met inbegrip van „die Rechte der mechanischen
Wiedergabe für das Gehör, soweit sie sich auf den Tonfilm
beziehen";
bovendien vormen de film en de muziek een verzamelwerk, dat
vervaardigd is door de Ufa-Berlijn;
deze heeft het uitvoeringsrecht (in Nederland) overgedragen
aan geintimeerde;
3) Appellante heeft bij schrijven van 5 Maart 1934 ter kennis
van alle bioscooptheaters in Nederland gebracht, dat zij bereid
was aan deze toestemming te geven tot het gebruik van haar
repertoire tegen betaling van een percentage der toegangsgelden,
en na naar aanleiding van dit laatste het karakter van de gelegde
beslagen te hebben besproken, heeft overwogen, dat daaruit volgt
eenerzijds dat er geen reden is om het beslag te beperken tot
\l/2% der toegangsgelden, anderzijds, dat dit voor 1936 zou be
dragen \y2%: dat het beslag dus niet gelegd had mogen worden
voor meer dan dat deel der toegangsgelden;
dat er in ieder geval geen reden is om het beslag te beperken
tot l}4% der toegangsgelden; dat een beslag waardoor een zoo
drakonische maatregel wordt ingeleid, en dat gelegd wordt vóórdat
de aanspraken van den beslaglegger in rechte zijn komen vast te
staan, alleen behoort te worden toegestaan of gehandhaafd, waar
er eene duidelijke schending van auteursrecht heeft plaats gehad;
dat appellante in notarieel afschrift heeft overgelegd eene in de
Duitsche taal gestelde onderhandsche verklaring van W. Gro
nostay dd. 11 April 1936 en hiermede aannemelijk is gemaakt dat
appellante bevoegd is geweest tot het doen leggen van het beslag,
hetzij krachtens hare betrekking tot de A.K.M, en het aan deze
overgedragen auteursrecht, hetzij, indien die overdracht naar
100