Afdeeling 's-Gravenhage
JAARVERSLAG OVER 1937
Alvorens een overzicht te geven omtrent de werkzaamheden en
verhandelingen in onze Afdeeling gedurende het verschenen jaar
vang ik aan met te memoreeren, dat de zakelijke opleving, welke
aanvang 1937 eenigszins baanbrak, de hoop verwekte, dat gunstiger
tijden voor het Bioscoopbedrijf zouden aanbreken.
Helaas is de gekoesterde verwachting illusoir gebleken. De ver-
schillende factoren, welke een reeks van achtereenvolgende jaren
in zulk een hevige mate haar invloed deden gelden op den gang
van zaken in de ondernemingen onzer leden, drukten ook in 1937
haar stempel op den algemeenen bedrijfsgang.
Ik meen derhalve een nadere vermelding dezer factoren gevoe
gelijk achterwege te kunnen laten en te kunnen refereeren aan de
mededeelingen in de verslagen der voorgaande crisisjaren.
In het kort te vermelden de allerbelangrijkste feiten, verhande
lingen enz. in 1937 en een visie te geven op de ontwikkeling in
1938 beschouw ik als mijn taak, vastgelegd in art. 13 van het
Afdeelings-Reglement.
De gepubliceerde cijfers over 1937 zouden wellicht den indruk
kunnen vestigen, dat de bedrijfsgang als bevredigend kan worden
aangemerkt, omdat het bedrag der belasting ten aanzien van 1936
een kleine stijging vertoont (3/^,%).
Niets is echter minder juist. De filmvertooningen gedurende de
feesten ter gelegenheid van de heuglijke gebeurtenis van het
Koninklijke Huwelijk en de vertooning van de Nederlandsche
succesfilm „Pygmalion" derhalve twee op zichzelf staande en
tijdelijke factoren, kunnen beschouwd worden deze meeropbrengst
der belasting, resp. der ontvangsten, tengevolge^gehad te hebben.
Het lijkt mij derhalve nuttig een overzicht te geven van eenige
cijfers omtrent het Haagsche Bioscoopbedrijf gedurende de jaren
1928/1937 teneinde de ontwikkeling gedurende de laatste jaren te
illustreeren.
Dit overzicht voeg ik hierbij en men zal moeten concludeeren,
dat het Bioscoopbedrijf den druk der tijdsomstandigheden in ern
stige mate mede ondergaan heeft.
132