bestuur van den Bond het door ons Bestuur voor deze regeling ontworpen schema, hetwelk als bijlage A. aan dit verslag is toe gevoegd, ongewijzigd heeft goedgekeurd. De Commissie inzake Publiciteitsfilms, welke onder Voorzitter schap staat van den heer D. Hamburger Jr., den President van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, telt voorts 4 leden, waarvan er twee, n.1. de heeren D. v. d. Berg en Joh. Miedema, door den Bond zijn aangewezen en twee, zijnde de heeren L. Calff en W. Quist, die zijn benoemd door ons Bestuur. Dat aan deze Commissie een zeer belangrijke taak is toever trouwd, behoeft hier niet nader te worden uiteengezet. Men denke slechts aan de moeilijkheden, welke zich destijds ten aanzien van de Avro-film hebben voorgedaan en de gevaren, welke de verkapte reclamefilms voor het bioscoopreclamebedrijf meebrengen. De Commissie, die op 6 December 1937 werd geïnstalleerd, heeft reeds op 27 December voor de eerste maal een film, welke door een haardenfabriek als documentair werd gelanceerd, in oogen- schouw genomen en als haar oordeel te kennen gegeven, dat deze film een reclamefilm is, waarvan kennis is gegeven zoowel aan de leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond als aan die van de Vereeniging. Ook in het afgeloopen jaar heeft het Bestuur zich eenige malen moeten bezighouden met klachten over reclame, welke in film- journaals voorkwam. Op de betreffende gevallen werd de aan dacht van het Hoofdbestuur van den Bond gevestigd. Het is vaak uiterst moeilijk de grenslijn reclame en actualiteit te trekken, daar gelaten, dat het evenzoo moeilijk is het bewijs te leveren, dat voor een bepaalde opname door dengene, die daarbij belang heeft, een vergoeding is betaald. Dit vraagstuk behoudt echter de voort durende aandacht van het Bestuur, hetwelk zoo noodig een beslis sing zal uitlokken voor de Commissie inzake Publiciteitsfilms. Een moeilijkheid van geheel anderen aard deed zich in het afge loopen jaar voor, toen een theaterconcern in een der groote steden besloot geen projectiereclame in haar theaters te vertoonen en daarvan herhaaldelijk in haar advertenties aan het publiek mede- deeling deed. Het behoeft geen betoog, dat daardoor afbreuk werd gedaan aan de belangen van het bioscoopreclamebedrijf. Op ver zoek van ons Bestuur heeft de Nederlandsche Bioscoop-Bond inge grepen en aan het betreffende theater-concern verboden de ge wraakte slagzin verder te gebruiken. 156

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 155