Ook op deze categorische vraag bleef dit lid het antwoord schuldig. Het lid in kwestie is hierna ter verantwoording geroepen, doch de toen afgelegde verklaringen vermochten het Hoofdbestuur niet te bevredigen. Het Hoofdbestuur bleef voorloopig niet anders over dan op de gedragingen van het lid in kwestie scherp toe te zien, teneinde te kunnen vaststellen, of de bestaande relaties met den Bond en zijn leden zouden kunnen worden bestendigd. Met het oog hierop werd aan de leden het advies gegeven, dat bij het sluiten van filmcontracten de leden erop hadden te letten geen andere dan de bestaande usantieele bepalingen daarin te doen opnemen, daar later elk beroep op eventueele buitengewone bepa lingen van de hand gewezen zou moeten worden. Naar aanleiding van een z.g. open brief, welke het onderhavig lid hierop aan de leden van den Bond had doen toekomen, heeft de geheele aangelegenheid een punt van bespreking uitgemaakt in de Buitengewone Ledenvergadering van 12 Juli 1937. In deze vergadering werd, nadat het Hoofdbestuur den leden terzake opheldering had verschaft, met bijna algemeene stemmen een vanuit de vergadering gestelde motie aangenomen, waarin zij als haar oordeel uitsprak, dat het Hoofdbestuur met de gevoerde correspondentie betreffende het plan van dit lid ofwel van de personen en zaken, die aan dit lid verknocht zijn, om in Amsterdam een bioscooptheater te bouwen, een plicht heeft vervuld, welke aan het Hoofdbestuur statutair en reglementair is opgelegd, de verwachting uitsprak, dat het Hoofdbestuur den. ten opzichte van de betreffende plannen, ingeslagen weg zou blijven volgen en het Hoofdbestuur opdroeg om ingeval dit lid of een of meer aan haar verknochte personen en ondernemingen uitvoering zou (den) gaan geven aan plannen tot het bouwen van een bioscooptheater te Amsterdam zonder de daartoe vereischte toestemming van het Hoofdbestuur te hebben verzocht en verkre gen aan de ledenvergadering onverwijld voorstellen te doen toekomen, strekkende tot het treffen van maatregelen, waarin statuten en reglementen voorzien. Op 13 Juli d.a.v. heeft het Hoofdbestuur allen, die op eenigerlei wijze bij de uitvoering van voormelde plannen waren of zouden worden betrokken, bij deurwaardersexploit gewezen op het Over- gangsbesluit van 1 Februari 1937 en de daaruit voor de leden voortvloeiende verplichtingen. In dit exploit is voorts met nadruk te kennen gegeven, dat het 30

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 30