DE TELEVISIE De Bondstelevisie-Commissie, wier taak het is te onderzoeken in hoeverre de ontwikkeling van de televisie verband houdt met het film- en bioscoopbedrijf, zulks met het oog op de bescherming en de bevordering van de belangen van dit bedrijf, en van welk een invloed de televisie door haar verwantschap met het filmbeeld zal kunnen zijn op de structuur van het film- en bioscoopbedrijf, heeft deze taak in het afgeloopen jaar met onvermoeiden ijver voortgezet. Vanzelfsprekend heeft de Commissie zich in overeen stemming met haar karakter bij het vervullen harer taak, hoeveel omvattend deze ook is, eenige beperking opgelegd. In de eerste plaats heeft zij de technische zijde van het vraagstuk slechts bestu deerd voor zoover dit noodig was om te kunnen beoordeelen den huidigen stand van zaken en de naaste toekomst-mogelijkheden bijzonderlijk voorzoover zij verband houdt met en perspectief kan bieden aan het film- en bioscoopbedrijf. In de tweede plaats heeft zij zich geen groote uitgaven veroor loofd door b.v. excursies naar het buitenland te ondernemen, ten einde zich daar persoonlijk op de hoogte te stellen van de vorderin gen der televisie. Dit laatste werd vooralsnog niet noodzakelijk geacht, temeer daar de Commissie in de gelukkige omstandigheid verkeerde, dat eenige harer leden in verband met hun werkzaam heden zich meermalen persoonlijk op de hoogte hebben kunnen stellen, waardoor zij ervaringen opdeden, waarvan de Commissie in ruime mate heeft geprofiteerd. Wat haar onderzoek in het alge meen aangaat heeft de Commissie zich bepaald tot: observatie van de internationale berichtgeving, meer in het bijzonder in de vakpers; bestudeering van wetenschappelijke bijdragen over tele visie; bestudeering van diverse rapporten van binnen- en buiten- landsche commissies ter zake werkzaam; correspondentie met buitenlandsche organisaties en ondernemingen; voorlichting door deskundigen en het in oogenschouw nemen van de jongste resul taten in het Philips' televisie-laboratorium te Eindhoven. De Commissie vergaderde in het afgeloopen jaar 7 maal. Zij bestond uit de volgende leden: E. Alter, Voorzitter, H. Cohen Barnstijn, N. R. Besseling, P. Burbach, A. Gelder en J. Haver- Droeze. In den loop van het jaar werd aan de Commissie als lid toege voegd de heer B. D. Ochse, terwijl in verband met een reis van den heer Haver Droeze naar Indië de heer F. W. E. Trijssenaar 38

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1937 | | pagina 38